Montagerichtlijnen
Een niet-ingebouwd toestel kan kan-
telen!
Opstelplaats
Kies geen plaats direct naast een for-
nuis, een verwarming of in de omge-
ving van een venster met directe inval
van zonnestralen. Hoe hoger de omge-
vingstemperatuur, hoe langer de com-
pressor moet werken, waardoor er
meer stroom wordt verbruikt.
Een droge, ventileerbare ruimte is ge-
schikt.
Klimaatklasse
Het toestel is geconstrueerd voor een
bepaalde klimaatklasse (bereik van de
kamertemperatuur) waarvan de onder-
en bovengrens gerespecteerd moeten
worden. De klimaatklasse is vermeld op
het typeplaatje aan de binnenzijde van
het toestel.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Een lagere kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot te hoge
temperaturen in het toestel leiden, zo-
dat de levensmiddelen eventueel zelfs
beginnen te ontdooien!
36
Kamertemperatuur
van +10 °C tot +32 °C
van +16 °C tot +32 °C
van +16 °C tot +38 °C
van +16 °C tot +43 °C
Luchttoevoer en -afvoer
De lucht aan de achterwand van het
toestel wordt opgewarmd. Daarom
moet het inbouwmeubel zo geconstru-
eerd zijn dat de aan- en afvoer van
lucht niet gehinderd worden.
Met het oog op de aan- en afvoer van
de lucht moet er langs de achterzijde
van het toestel een afvoerkanaal van
minimum 38 mm diep voorzien worden.
De lucht wordt via de voet van de
keukenkast aangevoerd.
De diameter van de verluchting moet
minstens 200 cm
opgewarmde lucht ongehinderd kan
wegstromen. In het andere geval moet
de compressor harder werken waar-
door het stroomverbruik toeneemt.
De verluchtingsopeningen mogen
niet afgedekt of afgesloten worden.
Bovendien moeten ze geregeld ge-
reinigd worden.
2
bedragen zodat de