13. Als het maaidek te laag is, draai dan de bout van het
enkelpuntssysteem rechtsom. Als het maaidek te
hoog is, draai dan de bout van het enkelpuntssysteem
linksom (Figuur 73).
Opmerking: Draai de bout van het
enkelpuntssysteem losser of vaster tot de
montagebouten van de maaihoogteplaat ongeveer
1/3 van de lengte in de sleuven kunnen bewegen.
Hierdoor ontstaat er ruimte voor afstelling omhoog
of omlaag van de vier maaidekkoppelingen.
1. Bout enkelpuntssysteem
14. Draai de twee bouten aan de onderzijde van de
maaihoogteplaat vast (Figuur 72). Vastdraaien met
een torsie van 37-45 Nm.
Opmerking: In de meeste omstandigheden moet
het mes aan de achterzijde 6,4 mm hoger worden
ingesteld dan de voorzijde.
15. Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf het
horizontale oppervlak tot de achterste punt van het
maaimes (punt B). De afstand moet 8,3 cm bedragen
(Figuur 70).
16. Regel de stelschroef fijn af om een hoogte te
verkrijgen van 8,3 mm (zie Figuur 71).
Om te verhogen draait u de schroef rechtsom en om
te verlagen draait u de schroef linksom.
17. Meet en pas aan tot alle vier de zijden op de juiste
hoogte zijn ingesteld. Draai alle moeren van de
hefarmen vast.
18. Breng het uitwerpkanaal omlaag.
g017036
Figuur 73
Onderhoud van de
maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe
maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af
zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en
kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor
het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten.
Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of
ze versleten of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven
en inkepingen weg en slijp de messen indien dit nodig
is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit
onmiddellijk vervangen door een origineel TORO-mes.
Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het
handig extra messen in voorraad te hebben.
GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de gebruiker of omstanders en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Vóór controle en onderhoud van de
maaimessen
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
Draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het
sleuteltje.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1. Controleer de snijranden (Figuur 74). Als de
snijranden niet scherp zijn of inkepingen vertonen,
moet u de messen verwijderen en deze slijpen. Zie
Maaimessen slijpen.
2. Controleer de messen, met name het gebogen
deel (Figuur 74). Als u beschadiging, slijtage of
groefvorming in dit deel constateert (Figuur 74),
moet u het mes direct vervangen.
54