1. Rolbeugelknop
(vergrendelde stand)
2. Trek de rolbeugelknop uit
en draai deze 90 graden
om de stand van de
rolbeugel te veranderen
De sporing afstellen
1. Schakel de aftakasschakelaar uit.
2. Rijd naar een open, vlak gebied en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand.
3. Zet de gashendel halverwege tussen de standen Snel
en Langzaam.
4. Zet beide rijhendels helemaal vooruit tot aan de
aanslag in de T-sleuf.
5. Controleer de sporing van de machine.
6. Als de machine een afwijking naar rechts heeft, draai
dan de bouten los en breng de linker aanslagplaat
naar achteren op de linker T-sleuf tot de machine
recht rijdt (Figuur 50).
Figuur 49
3. Rolbeugel omhoog
4. Rolbeugel omlaag
7. Als de machine een afwijking naar links heeft, draai
dan de bouten los en breng de rechter aanslagplaat
naar achteren op de rechter T-sleuf tot de machine
recht rijdt (Figuur 50).
8. Zet de aanslagplaat vast (Figuur 50).
Linkerrijhendel afgebeeld
1. Rijhendel
2. Bout
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maande-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
De juiste bandenspanning voor de voor- en achterbanden
is 90 kPa (13 psi). Een ongelijke bandenspanning
kan leiden tot onregelmatige maairesultaten. De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
42
Figuur 50
3. Aanslagplaat