Scannen
7
Blader naar de locatie waar u het gescande document wilt opslaan, voer een bestandsnaam in en klik op
Volgende.
Opmerking: Als u het scanprofiel opnieuw wilt gebruiken, schakelt u Snelkoppeling maken in en voert u
een unieke snelkoppelingsnaam in.
8
Klik op Voltooien.
9
Plaats een origineel document in de automatische documentinvoer of op de glasplaat.
10
Voer afhankelijk van uw printermodel een van de volgende handelingen uit vanaf het bedieningspaneel:
•
Raak Scannen naar computer aan en selecteer vervolgens een scanprofiel.
Opmerking: Controleer of Scan to Computer is ingeschakeld. Raak op het startscherm Instellingen >
Apparaat > Zichtbare pictogrammen op het startscherm aan.
•
Navigeer naar Snelkoppelingen >
scanprofiel.
Windows Faxen en scannen gebruiken
Opmerking: Controleer of de printer is toegevoegd aan de computer Zie
computer' op pagina 43
1
Plaats een origineel document in de automatische documentinvoer of op de glasplaat.
2
Open Windows Faxen en scannen op de computer.
3
Selecteer in het menu Bron een scanbron.
Pas indien nodig de scaninstellingen aan.
4
Scan het document.
Voor Macintosh-gebruikers
Opmerking: Controleer of de printer is toegevoegd aan de computer Zie
computer' op pagina 43
1
Plaats een origineel document in de automatische documentinvoer of op de glasplaat.
2
Voer op de computer een van de volgende handelingen uit:
•
Open Fotolader.
•
Open Printers en scannersen selecteer een printer. Klik op Scannen > Scanner openen.
3
Voer één of meer van de volgende handelingen uit in het venster Scanner:
•
De bestemming opgeven waar u het gescand document wilt opslaan.
•
Het formaat van het originele document selecteren.
•
Als u wilt scannen vanuit de ADF, selecteert u Documentinvoer in het menu Scannen of schakelt u
Documentinvoer gebruiken in.
•
Pas zo nodig de scaninstellingen aan.
4
Klik op Scan (Scannen).
voor meer informatie.
voor meer informatie.
> Scannen naar computer >
en selecteer vervolgens een
'Printers toevoegen aan een
'Printers toevoegen aan een
71