Opnamestanden
Selecteer een opnamestand die bij het onderwerp past. Dit doet u door de functieknop in de gewenste
stand te zetten (pag. 6). De volgende opnamestanden zijn beschikbaar:
M SCÈNEHERKENNING
M
SCÈNEHERKENNING
In deze opnamestand analyseert de camera de
gehele compositie en wordt automatisch de on-
derwerpstand geselecteerd die voor de omstan-
digheden en het onderwerp het meest geschikt is
(pag. 16).
B AUTOMATISCH
B
AUTOMATISCH
Kies deze opnamestand voor scherpe, heldere foto's.
Deze opnamestand kan vrijwel altijd worden ge-
bruikt.
SP ONDERWERPPROGRAMMA
SP
ONDERWERPPROGRAMMA
U kunt met de camera kiezen uit een aantal "om-
gevingen", elk aangepast aan bepaalde omstan-
digheden voor opnames of aan een specifi ek type
onderwerp. Die omgevingen kunnen worden toe-
gewezen aan de SP-positie op de functieknop.
1
Zet de functieknop op SP.
22
2
Druk op MENU/OK om het menu Opna-
mestanden op het LCD-scherm weer
te geven.
3
Druk op de keuzeknop omhoog of
omlaag om A ONDERWERPPRO-
GRAMMA te selecteren.
4
Druk op de keuzeknop rechts om
een lijst met onderwerpprogramma's
weer te geven.
5
Druk op de keuzeknop omhoog of
omlaag om een programma te selec-
teren.
6
Druk op MENU/OK om de geselecteer-
de optie te activeren.
Totdat de instelling wordt gewijzigd, wordt het ge-
selecteerde onderwerpprogramma automatisch
weer geactiveerd wanneer de functieknop op SP
wordt gezet.