7.3
Installatieassistent opnieuw starten
Menu → Installateurniveau → Start inst. ass.
U kunt de installatieassistent altijd opnieuw starten door hem
in het menu op te roepen.
7.4
Controleprogramma's
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's
Naast de installatieassistent kunt u voor de ingebruikname,
het onderhoud en het verhelpen van storingen ook de vol-
gende testprogramma's oproepen.
–
Controleprogramma's
–
Functiemenu
–
Zelftest elektronica
7.5
Testprogramma's gebruiken
Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Contro-
leprogramma's
Weer-
Betekenis
gave
P.00
Controleprogramma ontluchting:
De interne pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.
CV-circuit en warmwatercircuit worden adaptief door
automatisch omschakelen van de circuits via de
snelontluchter ontlucht (de kap van de snelontluchter
is af fabriek losgemaakt). Weergave Warmwatercir-
cuit actief of Verwarmingscircuit actief.
1 x
: start ontluchting
1 x
(Annuleren): ontluchtingsprogramma beëin-
digen
Aanwijzing
De duur van het ontluchtingsprogramma wordt door
middel van een aftelklok weergegeven. Daarna
wordt het programma beëindigd.
P.01
Controleprogramma maximale last:
Het product loopt na succesvolle ontsteking met
maximale warmtebelasting.
P.02
Controleprogramma minimale last:
Het product loopt na succesvolle ontsteking met
minimale warmtebelasting.
P.04
Testprogramma Reset eGas CH (Central Heating):
Door het oproepen van het programma worden alle
opgeslagen CH-correctiewaarden uit vorige kalibra-
tiebewerkingen gewist. Het product start vervolgens
met een volledige kalibratie van de verbrandingsre-
geling (status S.09).
P.06
Controleprogramma vulmodus:
De driewegklep wordt in middelste stand gebracht.
Brander en pomp worden uitgeschakeld (voor vullen
en legen van het product).
P.14
Testprogramma Reset eGas DHW (Domestic Hot
Water):
Door het oproepen van het programma worden alle
opgeslagen DHW-correctiewaarden uit vorige kali-
bratiebewerkingen gewist. Het product start vervol-
gens met een volledige kalibratie van de verbran-
dingsregeling (status S.19).
0020198144_02 ecoTEC exclusive Installatie- en onderhoudshandleiding
7.6
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-
oxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming. Of monteer een magneetfilter.
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
–
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
–
wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaarden
niet worden aangehouden of
–
als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 of
boven 10,0 ligt.
Totaal
Waterhardheid bij specifiek installatievolume
verwar-
mings-
vermo-
≤ 20 l/kW
gen
kW
°dH
mol/m³
< 50
< 3
< 16,8
> 50 tot
11,2
2
≤ 200
> 200 tot
8,4
1,5
≤ 600
> 600
0,11
0,02
1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-
stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.
Ingebruikname 7
> 20 l/kW
> 50 l/kW
≤ 50 l/kW
°dH
mol/m³
°dH
mol/m³
11,2
2
0,11
0,02
8,4
1,5
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
1)
17