OPM.: De kooi van maaieenheid nr. 1 (achter)
wordt pas gestart als alle maaieenheden op de
grond neergelaten zijn en maaieenheden nr. 2 en 3
aan het maaien zijn.
BELANGRIJK: Niet vergeten dat de kooi van
maaieenheid nr. 1 later ingeschakeld wordt; men
dient daarom te oefenen om de maaieenheden op
het juiste ogenblik neer te laten om bijwerken
zoveel mogelijk te beperken.
3.
Bij terugrijden zo weinig mogelijk op de daarvoor
gemaaide strook overlappen. Om in een rechte lijn
te blijven maaien en de machine op dezelfde
afstand van de daarvoor gemaaide strook te houden
het oog langs een imaginaire vizierlijn op een punt
2 à 3 meter vóór de machine op de rand van het
ongemaaide gras richten (fig 14 & 15). Sommige
mensen vinden het handig om de buitenrand van
het stuurwiel als deel van het vizier te gebruiken,
d.w.z. de rand van het stuurwiel uitgelijnd houden
met een punt dat altijd op dezelfde afstand van de
voorkant van de machine gehouden wordt (fig 14 &
15).
4.
Als de voorkant van de vangbakken over de rand
van het gras heen rijdt, hefpedaal indrukken.
Hierdoor worden de maaikooien gestopt. De juiste
tijd van deze manoeuvre is van belang om te
voorkomen dat de randstrook gemaaid wordt. Men
moet echter zoveel van het gras maaien als
mogelijk om de later te maaien randstrook zo klein
mogelijk te houden.
5.
Om werktijd te bekorten en uitlijnen voor de
volgende strook gemakkelijker te maken, de
machine eerst even in de tegenovergestelde richting
draaien, en dan pas in de richting van het
ongemaaide deel; d.w.z. als men rechts draaien wil,
eerst iets naar links zwaaien en dan naar rechts.
Hierdoor wordt de machine sneller uitgelijnd voor
de volgende strook. Dezelfde procedure volgen als
men de andere kant uit draaien wil. Het is een
goede gewoonte om de bocht zo klein mogelijk te
houden. Tijdens warm weer echter grotere bochten
maken om te voorkomen dat de grasmat gekneusd
wordt.
OPM.: De werking van de stuurbekrachtiging is
zodanig dat het stuurwiel na het nemen van een
bocht niet automatisch naar zijn oorspronkelijke
stand terugkeert
GEBRUIKSAANWIJZING
BELANGRIJK: Nooit op een green stoppen terwijl de
maaieenheden draaien, daar dit de grasmat
beschadigen kan. Stoppen op nat gras met de
Greensmaster 3100 kan sporen of indrukken van de
wielen achterlaten.
6.
Als tijdens het maaien van een green het lekdetector
alarm hoorbaar wordt, de maaieenheden
onmiddellijk omhoog zetten en onmiddellijk van het
gras af rijden en de motor op een plek buiten de
green stoppen. De oorzaak van het alarm
onderzoeken en het probleem herstellen.
BELANGRIJK: Langdurig stationair draaien
van de machine na zwaar gebruik kan een vals
alarm in het lekdetectorsysteem veroorzaken als
gevolg van het inkrimpen van de olie terwijl deze
afkoelt. In dat geval, motor ongeveer een minuut
uitschakelen terwijl de hoofdhydrauliektank door
de hulptank bijgevuld wordt.
7.
Als laatste moet de omtrek van de green gemaaid
worden. Hierbij zorgen dat dit in de
tegenovergestelde richting van de vorige keer
gebeurt. Altijd rekening houden met het weer en de
staat van de grasmat en zorgen dat men in de
tegenovergestelde richting van de vorige keer maait.
Vlag terugzetten.
8.
Al het gemaaide gras uit de vangbakken verwijderen
alvorens naar de volgende green te rijden. Zwaar, nat
3
1. Uitlijnstrook
2. Ongeveer 12cm
3. Gras aan de rechterkant maaien
4. Ogen op een punt 2 à 3 meter vóór de machine richten
20
4
2
1
Figuur 14