4. Als de voorkant van de manden over de rand van de
green komen, moet u het hefpedaal intrappen. Hiermee
brengt u de messenkooien tot stilstand en heft u de
maaidekken op. De timing van deze procedure is
belangrijk om te voorkomen dat de maaidekken het
aangrenzende terrein maaien. Het is echter raadzaam
een zo groot mogelijk deel van de green te maaien om
de hoeveelheid gras langs de buitenrand dat nog moet
worden gemaaid, tot het minimum te beperken.
3
Figuur 26
1. Markeringsstrook
2. Ongeveer 12,7 cm
3. Maai het gras aan de
linkerkant
5. U kunt de werktijd bekorten en de machine eenvoudig
voor de volgende maaibaan opstellen door de machine
een ogenblik in de tegenovergestelde richting te draaien
en daarna in de richting van het ongemaaide deel; d.w.z.
als u naar rechts wilt draaien, draait u eerst iets naar
links en dan naar rechts. Op deze manier kunt u de
machine sneller richten voor de volgende maaibaan.
Volg dezelfde procedure als u in de andere richting
draait. Het is verstandig een draaiing zo kort mogelijk te
maken. Maak echter bij warm weer een ruimere boog
om het gras zo min mogelijk te beschadigen.
Belangrijk
U mag de machine nooit tot stilstand
brengen op een green terwijl de messenkooien van het
maaidek draaien, omdat hierdoor de green kan worden
beschadigd. Laat de machine ook niet stoppen op een natte
green omdat de wielen van de machine dan sporen of
afdrukken kunnen achterlaten.
4
2
1
4. Blijf u richten op een punt
op 1,8–3 m vóór de
machine.
6. Maak het werk af door de buitenste rand van de green te
maaien. Zorg ervoor dat u in een andere richting maait
dan de voorgaande keer. Let altijd op het weer en de
greenomstandigheden en zorg ervoor dat u in een
andere richting maait dan de voorgaande keer. Plaats de
flag terug.
7. Hef de maaidekken op en verwijder al het maaisel uit de
grasmanden voordat u de machine naar de volgende
green rijdt. Zwaar en vochtig maaisel vormt een
overmatige belasting van de manden en voegt onnodig
gewicht toe aan de machine, waardoor de motor, het
hydraulische systeem, de remmen, enz. zwaarder
worden belast.
Transport
Zorg ervoor dat de maaidekken volledig zijn opgeheven.
Zet de schakelhendel in de Nr. 2 stand als de
omstandigheden een hogere rijsnelheid toelaten. Schakel
naar de Nr. 1 stand en maai bij een lagere snelheid op
oneffen of heuvelachtig terrein. Gebruik de remmen om de
machine langzamer te laten rijden als u een steile helling
afrijdt om te voorkomen dat u de macht over het stuur
verliest. Verminder altijd uw snelheid (schakehendel in
Nr. 1 stand), als u oneffen terrein nadert, en rij voorzichtig
in sterk glooiend gebied. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt
met de breedte van de machine. Probeer niet tussen
objecten te rijden die dicht bij elkaar staan, teneinde dure
schade en uitvaltijd te voorkomen.
Inspectie en reiniging na het
maaien
Als u klaar bent met maaien, moet u de machine grondig
schoonspoelen met een tuinslang zonder spuitmond, zodat
bij een te hoge waterdruk de afdichtingen en lagers niet
worden beschadigd en verontreinigd raken. Na reiniging
verdient het aanbeveling de machine te controleren op
eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadiging
of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen,
en te kijken of de maaimessen scherp genoeg zijn. Smeer
verder het maaipedaal, het hefpedaal en de remas met
SAE 30 olie of een sproeismeermiddel om corrosie te
voorkomen en ervoor te zorgen dat de machine tot
tevredenheid blijft werken als u deze de volgende keer
gebruikt.
25