Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) controleren
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer
u dit monteert.
1. Controleer de bandenspanning. Zie Gebruikershandleiding
voor de tractor.
2. Zet een mes in de lengterichting (Fig. 13). Meet bij punt
C en D (Fig. 13) de afstand tussen een horizontaal
oppervlak en de snijrand van de messen (Fig. 14).
3. Het maaimes moet vóór bij C 4–7 mm lager staan dan
achter bij D. Draai de messen rond en doe hetzelfde bij
de andere messen.
4. Als dit niet correct is, gaat u verder naar Schuinstand
van het maaidek wijzigen, blz. 8.
Vóór
D
Figuur 13
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK
Figuur 14
C
D
m–1078
m–2539
Schuinstand van het maaidek
wijzigen
1. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u draaien aan de borgmoer op de achterste verstelbare
verbinding (Fig. 15).
Opmerking: Om de voorkant van het maaidek hoger te
zetten, draait u de borgmoer naar rechts; om de voorkant
lager te zetten, draait u de borgmoer naar links.
2. Na de afstelling moet u de schuimstand van het maaidek
controleren. Zie Schuinstand van het maaidek
controleren, blz. 8.
3. Herhaal stappen 1 en 2 tot het verschil niet groter is dan
6 mm.
1
2
Figuur 15
1. Verstelbare verbinding
Transporthoogte instellen
U kunt de transporthoogte instellen om het maaidek stabiel
te houden in de opgeheven, vergrendelde positie.
1. Zet het maaidek in de hoogste maaistand (Fig. 22) en
controleer of de transporthoogtestops in contact komen
met de onderkant van de trekstangen (Fig. 16).
2. Indien nodig moet u de transporthoogtestops los zetten
en zodanig verstellen zodat zij heel lichtjes contact
maken met de trekstangen (Fig. 16).
3
m–6637
Figuur 16
1. Transporthoogtestop –
rechterkant getoond
8
m–3499
2. Borgmoer
1
2
2. Trekstang
3. Voetsteun, rechterkant