Bediening van de machine
6.4.1 Uitschakelen
Opmerkingen over het uitschakelen van de turbopomp
1. Schakel de turbopomp via de bedieningseenheid of de afstandsbediening uit.
2. Sluit de voorvacuümleiding.
3. Schakel, indien nodig, de voorpomp uit.
4. Ontlucht de turbopomp.
5. Sluit de voedingsleidingen (bijv. voor koelwater of spergas).
6.4.2 Ontluchting
Gevaar voor letsel door contact met vacuüm tijdens het ontluchten
Tijdens het ontluchten van de vacuümpomp is er gevaar voor geringe verwondingen door direct con-
tact van lichaamsdelen met het vacuüm, bijvoorbeeld bloeduitstortingen.
► Draai de ontluchtingsschroef niet volledig uit de behuizing tijdens het ontluchten.
► Blijf uit de buurt van automatische ontluchtingsapparaten, zoals ontluchtingskleppen.
Schade aan de turbopomp als gevolg van een niet-toegestane snelle drukstijging tijdens het
ontluchten
Een niet-toegestane stijging van hogedrukwaarden oefenen een aanzienlijke belasting op de rotor uit
en het magnetisch lager van de turbopomp. Tijdens het ontluchten ontstaan er zeer kleine volumes in
de vacuümkamer of de turbopomp, die tot ongecontroleerde drukstijgingen kunnen leiden. Dit veroor-
zaakt mechanische schade aan de turbopomp, inclusief potentiële storingen.
► Neem de voorgeschreven maximale drukstijgingssnelheid van 15 hPa/s in acht.
► Voorkom handmatig en ongecontroleerd ontluchten van zeer lage volumes.
► Gebruik, indien nodig, een ontluchtingsklep uit het aanbod van de accessoires van Pfeiffer Vacu-
Handmatig ontluchten
Handmatig ontluchten beschrijft het standaardproces voor het ontluchten van het turbopompstation.
1. Zorg ervoor dat het vacuümsysteem is uitgeschakeld.
2. Open de zwarte ontluchtingsschroef op de turbopomp met maximaal één volle slag.
3. Wacht op drukvereffening van de atmosferische druk in het vacuümsysteem.
4. Draai de ontluchtingsschroef weer dicht.
Gebruik een ontluchtingsklep van Pfeiffer
De ontluchtingsklep van Pfeiffer Vacuum is een optioneel accessoire voor de installatie op de turbo-
pomp.
De ontluchtingsklep is normaliter dicht. De bediening vindt via de elektronische aandrijfeenheid van de
turbopomp plaats en de configuratie van de parameters [P:012] en [P:030]. In het geval van een
stroomstoring, blijft de turbopomp continu voldoende energie leveren tijdens de leegloopperiode, om
een correct ontluchtingsproces te initiëren. Als de voeding is hersteld, wordt het ontluchtingsproces on-
derbroken.
► Schakel de turbopomp uit.
Ontluchtingssnelheid [P:720]
50 % van de nominale snelheid
Tab. 10:
34/58
VOORZICHTIG
um.
– Het ontluchtingsproces start automatisch.
Fabrieksinstellingen voor vertraagde ontluchting in turbopompen
OPMERKING
Ontluchtingstijd
[P:721]
3600 s
Ontluchtingstijd in het geval van een
stroomstoring
3600 s