Raadpleeg het Help-informatiesysteem van Windows en het Bluetooth-apparaat voor meer informatie.
De NFC-apparaten gebruiken
Als uw computer de NFC-functie ondersteunt, ziet u een NFC-logo of -label
NFC is een draadloze communicatietechnologie met kort bereik en hoge frequentie. Door gebruik te maken
van de NFC-functie, kunt u de radiocommunicatie tussen uw computer en een ander NFC-apparaat (op een
paar centimeter afstand) tot stand brengen.
In dit gedeelte vindt u de instructies voor het koppelen van uw computer met een NFC-apparaat. Raadpleeg
de documentatie bij het NFC-apparaat voor meer informatie over gegevensoverdracht.
Attentie:
• Raak, voor u de NFC-kaart vastpakt, eerst een metalen tafel of een geaard metalen voorwerp aan. Anders
kan de kaart beschadigd raken door de statische elektriciteit van uw lichaam.
• Als u gegevens overbrengt, plaats uw computer of smartphone met NFC-functie dan niet in de slaapstand
omdat anders uw gegevens beschadigd kunnen raken.
De NFC-functie inschakelen
De NFC-functie is standaard ingeschakeld. Ga als volgt te werk om de NFC-functie in te schakelen, als de
NFC-functie niet is ingeschakeld:
• Windows 7:
1. Start het programma ThinkPad Setup. Zie 'ThinkPad Setup configureren' op pagina 75.
2. Selecteer Security ➙ I/O Port Access.
3. Stel de optie NFC device in op Enabled.
• Windows 10:
1. Open het menu Start en klik vervolgens op Instellingen ➙ Netwerk en internet ➙ Vliegtuigstand.
2. Schakel de vliegtuigstand uit.
3. Schakel de NFC-functie in.
De computer met een NFC-kaart koppelen
Zorg er voordat u begint voor dat de kaart in NDEF-indeling (NFC Data Exchange Format) is, anders kan de
kaart niet worden gedetecteerd. Daarna doet u het volgende:
1. Plaats de kaart dicht boven het NFC-label zoals afgebeeld. Breng de korte rand van de kaart op één lijn
met de horizontale extensielijn voor het midden van het NFC-label.
2. Verplaats de kaart langzaam maximaal 0,5 cm in de richting van het computerscherm. Houd de kaart
vervolgens gedurende enkele seconden vast totdat u de melding krijgt dat de kaart is gedetecteerd.
in de buurt van de trackpad.
.
Hoofdstuk 2
De computer gebruiken
33