Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐
ren.
Handmatig ontgrendelen 3 25.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankvulklep.
Door aan de binnenste deurhand‐
greep te trekken wordt de desbetref‐
fende deur ontgrendeld en geopend.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 120.
Selectief ontgrendelen van
interieur en bagageruimte
Met selectief ontgrendelen kunt u de
deuren van het interieur en de tank‐
klep of de bagageruimte, d.w.z.
schuifdeuren, achterdeuren/achter‐
klep openen. Selectief ontgrendelen
moet worden geconfigureerd.
Graphic-Info-Display: Schakel het
contact in. Druk langer dan 2 secon‐
den op *. Er klinkt een geluidssig‐
naal en er verschijnt een bericht op
het Graphic-Info-Display.
Colour-Info-Display: Kies de rele‐
vante instelling in Persoonlijke instel‐
lingen.
Persoonlijke instellingen 3 120.
Sleutels, portieren en ruiten
Werking van handzender
Ontgrendelen
O indrukken.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld. U kunt uit twee instellingen
kiezen:
● Alle deuren en de bagageruimte
ontgrendelen door op O te druk‐
ken.
● Bij drukken op O worden alleen
de bestuurdersdeur en de passa‐
giersdeur ontgrendeld.
25