Als de bestuurder de rijrichting van de
auto wenst aan te houden, kan hij/zij
de correctie voorkomen door het
stuurwiel stevig vast te houden, bijv.
tijdens een uitwijkmanoeuvre. De
correctie wordt onderbroken bij
bediening van de richtingaanwijzers.
De correctie is niet actief bij bediening
van de richtingaanwijzers en gedu‐
rende enkele seconden na uitschake‐
ling van de richtingaanwijzers.
Als het systeem waarneemt dat de
bestuurder het stuurwiel tijdens een
automatische rijrichtingcorrectie niet
stevig genoeg vasthoudt, onder‐
breekt het de correctie. Een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center en een geluidssignaal
waarschuwen u wanneer er onmid‐
dellijke actie van u vereist is.
Als het blindehoeksysteem is inge‐
schakeld en de bestuurder van
rijstrook gaat wisselen, corrigeert het
systeem de baan van de auto
ondanks het knipperen van de rich‐
tingaanwijzers als er een ander voer‐
tuig wordt gedetecteerd in de blinde
hoek.
Uitschakelen
Om het systeem te deactiveren moet
u Ó ingedrukt houden. Deactivering
van het systeem wordt bevestigd
door het brandende led-lampje in de
knop. Op het Driver Information
Center verschijnen ononderbroken
grijze lijnen.
Geadviseerde uitschakeling
We adviseren om het systeem in de
volgende situaties uit te schakelen:
● Wegdek in slechte staat
● Slecht weer
● Gladde oppervlakken, bijv. ijs
Het systeem is niet ontworpen om te
rijden in de volgende situaties:
● Rijden op een racecircuit
● Rijden met een aanhanger
● Rijden op een rollenbank
● Rijden op onstabiele oppervlak‐
ken
Rijden en bediening
Storing
Bij een storing verschijnen a en
C op het instrumentenpaneel in
combinatie met een displaybericht en
een geluidssignaal. Neem contact op
met een dealer of een erkende werk‐
plaats voor een controle van het
systeem.
Systeembeperkingen
De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● voorruit is niet schoon of bedekt
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● smalle, bochtige of heuvelach‐
tige wegen
● bermen
● plotselinge veranderingen in de
lichtsterkte
● ongunstige weersomstandighe‐
den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● wijzigingen aan de auto, bijv.
banden
207