d
c
a
d
c
a
Zeewind
b
Gebouw
c
Buitenunit
d
Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen voor alleen installatie buitenshuis, en om
te koelen bij omgevingstemperaturen van –10°C tot 50°C en te
verwarmen bij omgevingstemperaturen van –20°C tot 24°C.
5.2.2
Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
c
a
Afdakje tegen de sneeuw
b
Voetstuk
c
Belangrijkste windrichting
d
Luchtuitlaat
Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit.
Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de
maximale
sneeuwhoogte
staat.
monteren" [ 4 12] voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
5.2.3
Lengte koelmiddelleiding en
hoogteverschil
Wat?
Maximaal toegestane leidinglengte
Minimaal toegestane leidinglengte
Maximaal toegestaan hoogteverschil
ARXM25+35R5V1B RXM20~35R5V1B
R32 Split-reeks
4P519439-8H – 2020.07
b
a
c
b
Zie
"6.3
De
buitenunit
Afstand
20 m
1,5 m
15 m
5.3
De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Diameter leidingen:
Vloeistofleiding
Gasleiding
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Outer diameter
Temper grade
(Ø)
6.4 mm (1/4")
Annealed (O)
9.5 mm (3/8")
Annealed (O)
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
5.3.2
De koelleidingen isoleren
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
6,4 mm (1/4")
8~10 mm
9,5 mm (3/8")
12~15 mm
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
5.4
De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1
Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
INFORMATIE
Lees
tevens
de
standaardcomponenten van de
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5 Voorbereiding
Ø6,4 mm (1/4")
Ø9,5 mm (3/8")
(a)
Thickness (t)
Ø
≥0.8 mm
Isolatiedikte (t)
)
i
≥10 mm
"6.7.4
Specificaties
van
bedrading" [ 4 20].
t
de
11