DE INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL
WIJZIGEN
BELANGRIJK: Firmware-updates (zie stap 6)
worden altijd ontwikkeld om uw trainingservaring
te verbeteren. Hierdoor worden nieuwe instellingen
en functies mogelijk niet beschreven in deze handlei-
ding. Het is ook mogelijk dat sommige instellingen en
functies die staan beschreven in deze handleiding niet
langer ingeschakeld kunnen worden. Neem de tijd om
het bedieningspaneel te ontdekken om te leren hoe
nieuwe instellingen en functies werken.
1. Het hoofdmenu van de instellingen selecteren.
Schakel eerst het bedieningspaneel in (zie HET
BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op blad-
zijde 15). Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
Kies vervolgens het startscherm (toets Home).
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedie-
ningspaneel is opgestart. Als een training is
geselecteerd, drukt u op het scherm en volgt u de
aanwijzingen om de training te beëindigen en om
terug te keren naar het startscherm. Indien een
instellingenmenu is geselecteerd, drukt u op de
terugtoets (pijlsymbool) om terug te keren naar het
startscherm.
Druk vervolgens op de menutoets (symbool van
drie horizontale lijnen) op het scherm en druk dan
op Settings (instellingen). Het instellingenmenu
wordt op het scherm weergegeven.
2. D oor de instellingenmenu's navigeren en
desgewenst instellingen wijzigen.
Veeg of tik over het scherm om indien nodig te
scrollen. Als u een instellingenmenu wilt bekijken,
drukt u simpelweg op de naam van het menu. Druk
op de terugtoets (pijlsymbool) om een menu te
verlaten. In de volgende instellingenmenu's kunt u
instellingen bekijken en wijzigen:
Account
• My Profile (mijn profiel)
• In Workout (in training)
• Manage Accounts (accounts beheren)
Equipment (apparatuur)
• Equipment Info (apparatuur-informatie)
• Equipment Settings (apparatuur-instellingen)
• Maintenance (onderhoud)
• Wi-Fi
About (algemene informatie)
• Legal (juridische informatie)
3. Trainingsinstellingen afstellen.
Om trainingsinstellingen af te stellen en trainings-
functies in te schakelen drukt u op In Workout (in
training) en drukt u vervolgens op de gewenste
instellingen.
Wanneer de actieve pulsfunctie is ingeschakeld,
zal het bedieningspaneel het intensiteitsniveau
van de trainingen schalen op basis van uw hart-
slag wanneer u een compatibele hartslagmonitor
gebruikt. Om de actieve pulsfunctie te activeren,
drukt u op de actieve pulswisseltoets. Selecteer
vervolgens uw hartslag in rust en uw maximale
hartslag en pas de betreffende instellingen naar
wens aan.
4. De meeteenheid en andere instellingen
aanpassen.
Druk op Equipment Info (apparatuur-informatie)
of Equipment Settings (apparatuur-instellingen)
en vervolgens op de gewenste instellingen om de
meeteenheid tijdzone of andere instellingen aan te
passen.
5. Apparaat-informatie of informatie over de
bedieningspaneel-app bekijken.
Druk op Equipment Info (apparatuur-informatie) en
vervolgens op Machine Info (apparaat-informatie)
of App Info (app-informatie) om informatie over
uw roeitrainer of over de bedieningspaneel-app te
zien.
22