Vóór het gebruik
LET OP
Stop de motor, trek de kabels van de bougies los en
verwijder de sleutel uit het contact voordat u
onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten of de
machine gaat afstellen.
HET CONTROLEREN VAN HET
CARTEROLIEPEIL (Afb. 1)
De motor wordt geleverd met 1
carter (inclusief filter); controleer echter het peil voor-
en nadat u de motor voor het eerst start.
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Klap de stoel omhoog.
3. Verwijder de peilstok en reinig deze met een
schone doek. Steek de peilstok naar beneden in de
peilopening en zorg ervoor dat deze zover
mogelijk naar beneden gedrukt is. Trek de peilstok
er weer uit en bekijk het oliepeil. Indien het
oliepeil te laag staat verwijdert u de vuldop van de
afdekkap van de klep (naast de peilstok) en vult u
genoeg olie bij om het peil tot de FULL [VOL-]
markering op de peilstok te brengen.
Afbeelding 1
1.
Peilstok
4. De motor gebruikt willekeurige smeerolie van
goede kwaliteit met het de American Petroleum
Institute—API—"service classificatie" SE, SF of
SG. De aanbevolen viscositeit (gewicht) is SAE 30.
3
⁄
US quart olie in het
4
5.
Druk de peilstok weer goed op zijn plaats terug.
BELANGRIJK: De peilstok moet volledig
aangedrukt in de buis zitten om het carter van de
motor correct af te sluiten. Als de motor niet
correct afgesloten wordt, kan dit de machine
beschadigen.
BELANGRIJK: Controleer het oliepeil na iedere 8
bedrijfsuren of dagelijks. Ververs aanvankelijk de
olie na de allereerste 8 bedrijfsuren; daarna onder
normale omstandigheden, ververst u de olie om de 50
uur en het filter na iedere 100 uur. De olie moet
echter vaker worden ververst indien de machine
gebruikt wordt in uiterst stoffige of smerige situaties.
HET BIJVULLEN VAN DE
BRANDSTOFTANK
GEVAAR
Omdat benzine brandbaar is, moet u daar voorzichtig
mee omgaan. Vul de brandstoftank niet bij wanneer
de motor draait of heet is, of als de machine in een
afgesloten ruimte staat. De brandstofdampen kunnen
zich ophopen en door een vonk of een vlam op grote
afstand tot ontsteking worden gebracht.
ROOK NIET als u de tank bijvult, dit om explosie-
gevaar te voorkomen. Vul brandstoftank altijd in de
open lucht bij en verwijder eventueel gemorste brand-
stof voordat de motor gestart wordt. Gebruik een
trechter of een tuit om morsen van benzine te voor-
komen, en vul de tank niet verder dan tot 2
(1 inch) van de bovenkant van de tank (onderkant
vulnek). VUL NIET TEVEEL BRANDSTOF BIJ.
Bewaar benzine in een schone, veilige, goedgekeurde
tank en houd de dop op de tank. Bewaar brandstof op
een koele, goed geventileerde ruimte; nooit in een
gesloten ruimte zoals in een hete loods. Om te voor-
komen dat de brandstof vervliegt moet u niet meer
benzinevoorraad dan voor 30 dagen aanleggen.
Benzine is een brandstof voor verbrandingsmotoren;
gebruik deze daarom voor geen enkel ander
doeleinde. Omdat kinderen de geur van brandstof
aangenaam vinden, moet deze uit het bereik van
kinderen gehouden worden omdat de dampen
brandbaar en schadelijk voor de gezondheid zijn.
1
⁄
cm
2
9