20
|
Configuratie
20 Configuratie
In dit hoofdstuk
20.1 Overzicht: Configuratie
20.2 Lokale instellingen uitvoeren
20.2.1 Over lokale instellingen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
102
20.1
Overzicht: Configuratie........................................................................................................................................................... 102
20.2
Lokale instellingen uitvoeren ................................................................................................................................................. 102
20.2.1
Over lokale instellingen.......................................................................................................................................... 102
20.2.2
20.2.3
20.2.4
Stand 1 of 2 activeren ............................................................................................................................................ 104
20.2.5
Gebruik van stand 1 ............................................................................................................................................... 105
20.2.6
Gebruik van stand 2 ............................................................................................................................................... 106
20.2.7
Stand 1: Controle instellingen................................................................................................................................ 107
20.2.8
Stand 2: Lokale instellingen ................................................................................................................................... 107
20.2.9
20.3
20.3.1
20.3.2
Mogelijke comfortinstellingen ............................................................................................................................... 112
20.3.3
20.3.4
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het
systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪
Lokale instellingen uitvoeren
▪
Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens
leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat
van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor
lokale instellingen gebruikt:
▪
Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪
Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
▪
DIP-schakelaars (verander de fabrieksinstellingen alleen bij installatie van een
keuzeschakelaar koelen/verwarmen).
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en waarde. Voorbeeld:
[2-8]=4.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1B - 2020.10