INBEDRIJFNAME
6.2
Inbedrijfname
1.
Sluit het leidingwerk aan.
2.
Zorg ervoor dat er geen obstructies zijn, zoals
gesloten kleppen.
3.
Schakel de slangenpomp in.
4.
Controleer de draairichting van de rotor.
5.
Controleer de capaciteit van de slangenpomp.
Wijkt de capaciteit af van uw specificatie, volg
dan de instructies in hoofdstuk
uw Bredel-vertegenwoordiger.
6.
Controleer
frequentieregelaar. Raadpleeg de documentatie
van de leverancier bij afwijkingen.
7.
Controleer de slangenpomp volgens punt 2 tot
en met 4 van de onderhoudstabel in § 7.2.
26
het
capaciteitsbereik
9
of raadpleeg
van
de