Opmerking: Breng de voorkant van de maaier
omhoog door de stelmoer vast te draaien. Breng de
voorkant van de maaier omlaag door de moer los te
draaien.
Figuur 40
1. Stelmoer
2. Voorste steunstang
9. Na het afstellen van de maaier moet u de schuinstand
van het maaidek nogmaals controleren.
Opmerking: Stel de moer net zolang bij totdat het
uiteinde van het voorste mes 0-6 mm lager staat dan
het uiteinde van het achterste mes (Figuur 38).
10. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen.
11. Draai de contramoer vast.
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren
De juiste bandenspanning voor de voor- en achterbanden
is 97 kPa. Controleer de bandenspanning bij het ventiel
(Figuur 41) om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij
de kortste periode moet worden aangehouden. De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Figuur 41
1. Ventiel
Onderhoud van de koplampen
In de koplampen zit een gloeilamp voor automobielen,
nr. 1156.
3. R-pen en ring
Gloeilamp verwijderen
1. Open de motorkap.
2. Maak de stekkers los van beide aansluitpolen van de
lamphouder.
3. Draai de lamphouder 1/4 slag rechtsom en verwijder
deze uit de reflector (Figuur 42).
1. Gloeilamp
2. Metalen pennen
4. Druk en draai de lamp zover mogelijk linksom
(ongeveer 1/4 slag) en verwijder deze uit de
lamphouder (Figuur 42).
Gloeilamp monteren
1. Houd de twee metalen pennen op de zijkant van de
lampvoet voor de sleuven in de lamphouder
2. Steek de lampvoet in de houder (Figuur 42).
3. Druk de lamp in de houder en draai die zover
mogelijk rechtsom.
4. Houd de lippen voor de sleuven in de reflector steek
de lamphouder in de reflector en draai deze 1/4 slag
rechtsom tot de aanslag.
5. Verbind de stekkers met de polen van de lamphouder.
32
Figuur 42
3. Lamphouder
4. Sleuven