STAR 6 C
C
- Controle vóór gebruik
4 - Functionele veiligheidscontroles
Om de gebruiker en de machine te beschermen, verhinderen de veiligheidssystemen iedere beweging
van de machine buiten de werkingslimieten. Wanneer deze veiligheidssysteem geactiveerd zijn, is de
machine geïmmobiliseerd en iedere extra beweging wordt verhinderd.
De gebruiker moet vertrouwd zijn met deze technologie en begrijpen dat het hier niet handelt om een
defect maar om een indicatie dat de machine de werkingslimiet bereikt heeft.
De hoogtewerkers zijn uitgerust met twee bedieningsposten waarmee de gebruiker de machine in alle
veiligheid kan gebruiken. Een systeem voor het zakken van de mast is voorzien op het chassis als hulp
bij noodgevallen. Iedere bedieningspost is uitgerust met een noodstopknop die alle bewegingen
onderbreekt wanneer ze ingeschakeld is.
De volgende inspectie beschrijft het gebruik van de machine en de specifieke vereiste bedieningen.
Voor de plaatsing en beschrijving van deze bedieningen :
bedieningspost en B 3.5 en D 3 - bovenste bedieningspost.
4.1 -
BEDIENINGEN NOODSTOP KNOPPEN
Stap
1
2
3
4
Stap
1
2
3
4.2 -
ACTIVERING VAN DE BEDIENINGEN
De schakelaar voor het inschakelen moet actief zijn om een beweging toe te staan.
Het systeem van de "activatieschakelaar" is afhankelijk van de configuratie van de machine
en bestaant uit een van de volgende onderdelen :
• Hendel van de schakelaar op het bedieningspaneel van het platform.
• Activeringsknop op het onderste bedieningspaneel ACTIV' Screen.
4001133870
Noodstopdrukknop bedieningspost beneden
Trek aan de E-stop knoppen (15, 46).
Draai de sleutel in de startschakelaar van de bedieningspost ( 92 ) naar beneden om de
bedieningspost beneden in te schakelen.
De Activ'Screen schakelt in.
Druk op de noodstopdrukknoppen ( 15 ). Het scherm gaat uit.
Noodstopdrukknop bedieningspost boven
Trek aan de E-stop knoppen (15, 46).
Draai de sleutel van de startschakelaar van de bedieningspost ( 92 ) naar boven om de
bedieningspost boven in te schakelen.
Druk op de noodstopdrukknoppen ( 46 ). Het systeem wordt uitgeschakeld en er kan geen enkele
functie gebruikt worden.
E 12.20
zie hoofdstuk B 3.4 en D 2 - onderste
Handeling
Handeling
49
NL
A
B
C
D
E
F
G
H
I