4.
Als op het bedieningspaneel van de printer een bericht verschijnt, drukt u op de knop OK
om de gemarkeerde papiersoort en het formaat te accepteren, of gaat u naar stap 7 om deze
te wijzigen. Zo niet, ga dan door naar de volgende stap.
5.
Selecteer
Instellingen papierlade
6.
Selecteer de lade die u wilt instellen en druk vervolgens op OK.
7.
Selecteer
Instellingen wijzigen
8.
Selecteer de betreffende soort en druk op OK.
9.
Verricht een van de volgende handelingen:
■
Als het aangepaste papierformaat in het menu wordt weergegeven, kunt u het
selecteren en vervolgens op OK drukken.
Als het aangepaste papierformaat niet in het menu wordt weergegeven, selecteert u
■
Nieuw aangepast formaat
10.
Als u
Nieuw aangepast formaat
hoogte:
a.
Gebruik voor
op te geven en druk op OK.
b.
Gebruik voor
zijde op te geven en druk op OK.
c.
Als u op het bedieningspaneel wordt gevraagd om de
gebruikt u de knoppen Pijl-omhoog en Pijl-omlaag om de richting te selecteren
waarin u het papier in de lade invoert. Druk vervolgens op OK.
11.
Gebruik het aangepaste formaat als documentformaat in de toepassing of selecteer de
relevante lade als papierbron.
Opmerking:
Als u het aangepaste papierformaat uit de lade verwijdert en papier met een
normaal formaat plaatst, vergeet dan niet om het nieuwe formaat op het bedieningspaneel in te
stellen (of gebruik Automatische selectie voor een formaat dat automatisch gedetecteerd kan
worden).
en druk op de knop OK.
en druk op OK.
en drukt u vervolgens op OK.
hebt geselecteerd, selecteert u de aangepaste breedte en
de knoppen Pijl-omhoog en Pijl-omhoog om de korte zijde
Korte zijde
de knoppen Pijl-omhoog en Pijl-omhoog om de lange
Lange zijde
Phaser® 5550-printer
Afdrukken op papier met aangepast formaat
Afdrukstand
4-50
in te voeren,