Inhoudsopgave
Advertenties
5
5.3.3
BA.NED.18-31313-08-31-FTA-gb
Ingebruikname
Aarding (voorziening)
Bij inzet bij of in de omgeving van bijvoorbeeld zendinstallaties,
windkrachtinstallaties of hoogspanningsinstallaties kan het onder
omstandigheden zijn dat de Ruthmann-Hoogwerker overeenkomstig
de aanwijzingen van de exploitant van de installatie geaard moet
worden. Bij windkrachtinstallaties kan de hoogwerker statisch
geladen
worden
zendinstallaties is het omveld waarin aarding noodzakelijk is
afhankelijk van de kracht van de zender en de hefhoogte van de
hoogwerker. De afstand tot de zendinstallatie waarbinnen aarden
noodzakelijk is kan bij grote machines enige kilometers bedragen.
Voorschriften dienen bij de exploitant ingewonnen te worden. De aard
waarop geaard dient te worden dient afgestemd te worden met de
verantwoordelijke van de installatie en de verantwoordelijke voor
inzet van de machine.
Tenminste de volgende delen van de hoogwerker dienen met elkaar
(aardingskabel doorsnede ≥50 mm² ) te worden verbonden:
• van de werkgondel naar telescooparm (hefarm),
• van telescooparm (hefarm) naar toren,
• van toren naar voertuig,
• van voertuig naar aarde.
Tevens kan het zijn dat de verantwoordelijke van de installatie of de
verantwoordelijke voor de inzet van de machine voorschrijft dat een
geaard metalenrooster op de gondelvloer geplaatst moet worden.
Ruthmann-Hoogwerker
hetgeen
aarding
TB290
noodzakelijk
maakt.
Bij
5-9
Advertenties
Inhoudsopgave
