6.1.4. Veiligheidsstops
Een aanbevolen veiligheidsstop van 3 minuten wordt aan het einde van elke duik tot dieper
dan 10 meter voorgeschreven.
6.1.5. Decompressieduiken
Wanneer de NO DEC TIME (nultijd) is gedaald tot nul minuten, gaat uw duik over in een
decompressieduik. Dit betekent dat u bij terugkeer naar de oppervlakte een of meer
decompressiestops moet maken. De aanduiding NO DEC TIME in de display wordt
vervangen door de aanduiding ASC TIME (opstijgtijd) en er verschijnt een waarde voor
CEILING (decompressieplafond). Een pijl naar boven adviseert u met opstijgen te beginnen.
Als u tijdens een duik een nultijdlimiet hebt overschreden, geeft de computer de vereiste
decompressiegegevens om veilig te kunnen opstijgen. Na de duik geeft het apparaat
zonodig informatie over de oppervlakte-interval en herhalingsduiken.
De duikcomputer schrijft geen traditionele stops op vaste diepten voor , maar laat u
decompressiestops maken binnen een bereik van variabele diepten (continue
decompressie).
De opstijgtijd (ASC TIME) is de minimaal vereiste tijd om bij een decompressieduik veilig
de oppervlakte te bereiken. Deze tijd omvat:
de vereiste tijd om op te stijgen tot het decompressieplafond bij een opstijgsnelheid
•
van 10 meter per minuut (het decompressieplafond is de geringste diepte tot welke u
moet opstijgen)
de vereiste wachttijd bij het decompressieplafond
•
de vereiste tijd voor de verplichte veiligheidsstop (indien van toepassing)
•
de tijd die nodig is voor het bereiken van de oppervlakte na de laatste decompressie-
•
of veiligheidsstop
WAARSCHUWING DE WERKELIJKE OPSTIJGTIJD KAN LANGER ZIJN DAN DE TIJD
Decompressieplafond, -zone, -ondergrens en -bereik
Wanneer u een decompressieduik maakt, is het van groot belang dat u bekend bent met
de begrippen decompressieplafond, decompressieondergrens en decompressiebereik.
Het decompressieplafond is de geringste diepte tot welke u tijdens de decompressie
•
mag opstijgen. Alle decompressiestops moet op of onder deze diepte worden gemaakt.
•
De decompressiezone is het optimale gebied voor een decompressiestop. Dit is het
gebied tussen het decompressieplafond en 1,8 meter daaronder.
De decompressieondergrens is de grootste diepte waarop decompressie kan
•
plaatsvinden. De decompressie begint wanneer u deze diepte tijdens het opstijgen
passeert.
Het decompressiebereik is het gebied tussen het decompressieplafond en de
•
decompressieondergrens. Binnen dit bereik vindt de decompressie plaats. Houd er
rekening mee dat de decompressie aan of nabij de decompressieondergrens zeer
traag verloopt.
DIE DOOR HET APPARAAT WORDT WEERGEGEVEN! De vereiste
opstijgtijd neemt toe als u:
•
langer op diepte blijft
•
langzamer dan 10 meter per minuut stijgt
•
een decompressiestop onder het decompressieplafond maakt
Houd er rekening mee dat deze factoren ook van invloed zijn op de
hoeveelheid lucht die u nodig hebt om de oppervlakte te bereiken.
29