Bediening van de frequentie...
In elk statusscherm worden de bedrijfsvariabelen met een
andere opmaak weergegeven – zie hierna.
Aan elk van de bedrijfsvariabelen kunnen diverse metingen
worden gekoppeld. De te tonen waarden/metingen kunnen
worden gedefinieerd via Par. 0-20 Displayregel 1.1 klein,
Par. 0-21 Displayregel 1.2 klein, Par. 0-22 Displayregel 1.3 klein,
Par. 0-23 Displayregel 2 groot en Par. 0-24 Displayregel 3 groot.
Via [Quick Menu], Q3 Functiesetups, Q3-1 Alg. instellingen en
Q3-13 Displayinstellingen krijgt u toegang tot deze parameters.
Elke uitleesparameter voor een waarde/meting die is geselec-
teerd in Par. 0-20 Displayregel 1.1 klein tot Par. 0-24 Displayre-
gel 3 groot wordt gekenmerkt door een eigen schaal en een
aantal cijfers achter een eventueel decimaalteken. Bij grotere
numerieke waarden worden minder cijfers weergegeven
achter het decimaalteken.
Voorbeeld: Uitlezing stroom
5,25 A; 15,2 A 105 A.
Statusdisplay I:
Deze uitleesstatus is standaard actief na een start of initialisa-
tie.
Gebruik [Info] voor informatie over de waarde/meting die is
gekoppeld aan de weergegeven bedrijfsvariabelen (1.1, 1.2,
1.3, 2 en 3).
Zie de bedrijfsvariabelen die worden weergegeven in het
afgebeelde scherm. 1.1, 1.2 en 1.3 staan klein weergegeven. 2
en 3 zijn groter weergegeven.
®
VLT
HVAC Drive Bedieningshandleiding
®
MG.11.AD.18 –- VLT
is a gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Statusdisplay II:
Zie de bedrijfsvariabelen (1.1, 1.2, 1.3 en 2) die worden
weergegeven in het afgebeelde scherm.
In het voorbeeld zijn Snelheid, Motorstroom, Motorvermogen
en Frequentie als variabelen geselecteerd in de eerste en
tweede regel.
1.1, 1.2 en 1.3 zijn klein weergegeven. 2 is groot weergegeven.
Statusdisplay III
Deze status geeft de gebeurtenis en de actie weer van de
Smart Logic Control. Zie de sectie Smart Logic Control voor
meer informatie.
Aanpassing contrast display
▲
Druk op [Status] en [
] om het display donkerder te maken.
▼
Druk op [Status] en [
] om het display helderder te maken.
Indicatielampjes (LED's):
Als bepaalde drempelwaarden worden overschreden, gaan de
alarm- en/of waarschuwings-LED's branden. Er verschijnen
tevens een status- en een alarmtekst op het bedieningspaneel.
De On-LED gaat branden wanneer de frequentieomvormer
spanning van een netvoeding, DC-aansluitklem of externe 24
6
6
57