Clientcomputers instellen
Zie "Windows Me/98/95" op pagina 85 voor Windows
Me/98/95.
Zie "Windows XP/2000" op pagina 87 voor Windows
XP/2000.
Zie "Windows NT 4.0" op pagina 92 voor Windows NT 4.0.
Opmerking:
Wanneer u de printer deelt, moet u EPSON Status Monitor 3
instellen zodat de gedeelde printer kan worden gecontroleerd op de
afdrukserver. Zie "Controlevoorkeuren instellen" op pagina 46 voor
meer informatie.
Als u werkt met een onder Windows gedeelde printer in een
omgeving met Windows Me, 98 of 95, dubbelklikt u op de server op
het pictogram Netwerk op het bedieningspaneel en zorgt u ervoor
dat de component "Bestands- en printerdeling voor
Microsoft-netwerken" is geïnstalleerd. Controleer of op de server en
de clients het IPX/SPX-compatibele protocol of het TCP/IP-protocol
is geïnstalleerd.
De afdrukserver en de clientcomputers moeten op hetzelfde netwerk
zijn ingesteld en onder hetzelfde netwerkbeheer.
De vensters op de volgende pagina's kunnen verschillen, afhankelijk
van de gebruikte versie van Windows.
De printer als een gedeelde printer configureren
Voer de volgende procedure uit om de afdrukserver met
Windows Me/98/95 in te stellen:
1. Klik op Start, ga naar Instellingen en klik op
Configuratiescherm.
2. Dubbelklik op het pictogram Netwerk.
70
Printer instellen in een netwerk