Eenvoudige problemen verhel...
Symptoom
Motor loopt niet
9
9
Motor draait in verkeerde
richting
De motor bereikt de
maximale snelheid niet
Motorsnelheid instabiel
70
®
VLT
AQUA Drive D-Frame
Bedieningshandleiding
Mogelijke oorzaak
Werkschakelaar open of
ontbrekende motoraansluiting.
Geen netvoeding met 24 V DC-
optiekaart.
Stop via LCP.
Ontbrekend startsignaal (stand-
by).
Motorvrijloopsignaal actief (motor
loopt vrij).
Verkeerde bron voor referentie-
signaal.
Draaibegrenzing motor.
Omkeersignaal actief.
Aansluiting motorfase verkeerd.
Frequentielimieten verkeerd
ingesteld.
Referentiesignaal niet correct
geschaald.
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd.
®
MG21A210 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Test
Controleer of de motor is
aangesloten en de aansluiting niet
wordt onderbroken (door een
werkschakelaar of andere
voorziening).
Wanneer het display werkt maar
geen gegevens toont, moet u
controleren of de netvoeding naar
de frequentieomvormer is
ingeschakeld.
Controleer of [Off] werd ingedrukt.
Controleer of 5-10 Klem 18 digitale
ingang voor klem 18 correct is
ingesteld (gebruik standaardin-
stelling).
Controleer of 5-12 Klem 27 digitale
ingang correct is ingesteld op
Vrijloop geïnv. (standaardinstelling).
Controleer het referentiesignaal:
Lokale, externe of busreferentie?
Digitale referentie actief? Klemaan-
sluiting correct? Schaling van
klemmen correct? Referentiesignaal
beschikbaar?
Controleer of 4-10 Draairichting
motor juist is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeer-
commando voor de klem is
geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Dig. ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM],
4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz] en
4-19 Max. uitgangsfreq..
Controleer de schaling van het
referentiesignaal in 6-0* Analoog
In/Uit en parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer de referen-
tielimieten in parametergroep 3-0*
Ref. begrenz.
Controleer de instellingen van alle
motorparameters, inclusief alle
motorcompensatie-instellingen. Bij
een regeling met terugkoppeling:
controleer de PID-instellingen.
Oplossing
Sluit de motor aan en controleer
de werkschakelaar.
Schakel de spanning naar de
eenheid in om deze te activeren.
Druk op [Auto on] of [Hand on]
(afhankelijk van de
bedieningsmodus) om de motor te
activeren.
Geef een geldig startsignaal om de
motor te starten.
Pas 24 V toe op klem 27 of stel de
klem in voor Niet in bedrijf.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer 3-13 Referentieplaats.
Programmeer de actieve digitale
referentie in parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer op een
juiste bedrading. Controleer de
schaling van de klemmen.
Controleer het referentiesignaal.
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie 2.4.5 Controle draair. motor in
deze handleiding.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in
parametergroep 1-6* Anal. I/O-
modus. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de
instellingen in parametergroep
20-0* Terugkoppeling.