Installatie
•
Alle frequentieomvormers moeten worden
voorzien van een beveiliging tegen kortsluiting
en overstroom. Hiervoor moeten ingangszeke-
ringen worden gebruikt; zie Afbeelding 2.4. Als
deze voorziening niet in de fabriek is
aangebracht, moeten de zekeringen door de
2
2
installateur worden geplaatst als onderdeel van
de installatie. Zie de maximale zekeringgrootte in
10.3.1 Beveiliging.
L1
L2
L3
GND
Afbeelding 2.4 Zekeringen frequentieomvormer
Kabeltype en nominale waarden
•
Alle kabels moeten voldoen aan de nationale en
lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
•
Danfoss adviseert om voor alle voedingsaanslui-
tingen gebruik te maken van kabels met
koperdraad dat bestand is tegen temperaturen
van minimaal 75 °C.
2.4.2 Aardingsvereisten
WAARSCHUWING
AARDINGSGEVAAR!
Voor de veiligheid van de gebruiker is het belangrijk om
de frequentieomvormer correct te aarden overeenkomstig
de nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften en de
instructies in dit document. Gebruik op de frequentieom-
vormer aangesloten leidingen niet als vervanging van een
juiste aarding. De aardlekstromen zijn groter dan 3,5 mA.
Een onjuiste aarding van de frequentieomvormer kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
NB
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker of
erkende elektrisch installateur om te zorgen voor een
goede aarding van de apparatuur overeenkomstig de
nationale en lokale elektriciteitsvoorschriften en normen.
14
VLT
Bedieningshandleiding
L1
L2
91
92
Fuses
MG21A210 – VLT
®
AQUA Drive D-Frame
•
Volg alle nationale en lokale elektriciteitsvoor-
schriften op om elektrische apparatuur op de
juiste wijze te aarden.
•
Een juiste aarding is vereist voor apparatuur met
aardstromen van meer dan 3,5 mA; zie
2.4.2.1 Lekstroom (> 3,5 mA).
•
Een specifieke aardkabel is vereist voor het
ingangsvermogen, het motorvermogen en de
stuurkabels.
•
Gebruik de aanwezige klemmen op de
apparatuur voor het maken van de juiste aardver-
L3
bindingen.
93
•
Aard een frequentieomvormer niet aan een
andere zoals in een ringnetwerk.
•
Houd de aardverbindingen zo kort mogelijk.
•
Het gebruik van kabels met een hoog aantal
strengen wordt aanbevolen om elektrische ruis te
beperken.
•
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
brikant op.
2.4.2.1 Lekstroom (> 3,5 mA)
Volg de nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
de aarding van apparatuur met een lekstroom > 3,5 mA
op. Frequentieomvormertechnologie impliceert
hoogfrequent schakelen bij hoog vermogen. Dit genereert
een lekstroom in de aardverbinding. Een foutstroom in de
frequentieomvormer bij de voedingsklemmen aan de
uitgang kan een DC-component bevatten waardoor de
filtercondensatoren kunnen worden geladen en een
kortstondige aardstroom kan worden veroorzaakt. De
aardlekstroom hangt af van diverse systeemconfiguraties,
waaronder RFI-filtering, afgeschermde motorkabels en het
vermogen van de frequentieomvormer.
EN-IEC 61800-5-1 (productnorm voor regelbare elektrische
aandrijfsystemen) vereist speciale voorzorgsmaatregelen
wanneer de lekstroom meer bedraagt dan 3,5 mA. De
aarding moet op een van de volgende manieren worden
versterkt:
•
Aarddraad van minimaal 10 mm²
•
Twee afzonderlijke aarddraden die beide voldoen
aan de regels ten aanzien van maatvoering
Zie EN 60364-5-54 § 543.7 voor meer informatie.
Gebruik van RCD's
Bij gebruik van reststroomapparaten (RCD's), ook wel
bekend als aardlekschakelaars (ELCB's), moet aan de
volgende voorwaarden worden voldaan: reststroomap-
paraten (RCD's)
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss