Het apparaat is ingesteld om als faxtoestel te werken
op het openbare telefoonnet van uw land. Indien u
het op een privé-centrale wilt aansluiten, raad-
pleeg dan het specifieke gedeelte hierover.
Het toestel kan autonoom als faxtoestel werken of
als autonome telefoon of als kopieerapparaat; zie de
specifieke hoofdstukken ( Functie faxtoestel , Func-
tie telefoon of Functie kopieerapparaat ) voor de
gebruiksmogelijkheden.
Indien u het toestel in de INTERNET-omgeving wilt
gebruiken, moet u zich eerst abonneren op een Pro-
vider; zie het gedeelte " Functie Internet ".
Indien u het toestel als printer of als scanner wilt
gebruiken, moet u het eerst op een PC aansluiten en
de specifieke software installeren.
Blijf hiervoor de instructies volgen die u in dit gedeel-
te vindt.
I
NSTALLATIE
HET TOESTEL AANSLUITEN OP EEN PER-
SONAL COMPUTER
1.
Zorg ervoor dat het toestel en de PC beide uit-
geschakeld en/of van het lichtnet afgekoppeld
zijn.
2.
Sluit de connector van de interfacekabel aan op
de parallelle poort rechts aan de achterkant van
het faxtoestel.
3.
Sluit de andere connector van de kabel aan op
de parallelle poort van de PC.
4.
Sluit het faxtoestel en de PC weer aan of scha-
kel deze in.
DE SOFTWARE LADEN
Het toestel wordt geleverd met de nodige software
voor het uitvoeren van diverse functies voor het prin-
ten, scannen en faxen vanaf de PC.
Systeemvereisten
• Voor Windows® 95 of Windows® 98, eerste
editie: Pentium 166MHz, 32 MB RAM.
(Aanbevolen wordt het Service Pack Microsoft
Windows® 95 OSR1).
• Voor Windows® 98 tweede editie, of Windows®
NT4: Pentium 166MHz, 64 MB RAM.
(Indien u Windows NT® gebruikt, controleer dan
of het Service Pack Microsoft Windows® NT4 of
hoger geïnstalleerd is.)
Voor alle configuraties is als minimum uitrusting een
VGA beeldscherm (24 bit plaat voor kleurenbeeld-
scherm) en een parallelle interface-verbinding IEEE
1284 ECP vereist.
13