Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Personaliseerbare Programma's - Beurer EM 49 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor EM 49:
Inhoudsopgave

Advertenties

Om ervoor te zorgen dat de stimulatiebehandeling het gewenste effect
heeft, is het van belang dat de elektroden doeltreffend worden geplaatst.
Wij adviseren u om de optimale posities van de elektroden voor het ge-
bied dat u wilt behandelen met uw arts af te stemmen.
Het poppetje op het display dient als hulp bij het plaatsen van de
elektroden.
Bij het plaatsen van de elektroden zijn de volgende aanwijzingen van be-
lang:
Afstand tussen de elektroden
Hoe groter de afstand tussen de elektroden, hoe groter het volume van
het gestimuleerde weefsel. Dat geldt voor het oppervlak en voor de diep-
te van het weefselvolume. Bij een grotere afstand tussen de elektroden
neemt de sterkte van de stimulatie van het weefsel echter ook af. Dat
betekent dat er bij een grotere afstand tussen de elektroden weliswaar
een groter oppervlak wordt gestimuleerd, maar dat het weefsel daarbij wel
minder sterk wordt gestimuleerd. Om de stimulatie te versterken, moet in
dat geval de impulsintensiteit worden verhoogd.
Als richtlijn voor de afstand tussen de elektroden geldt:
• Meest effectieve afstand: ca. 5 -15 cm;
• Bij een afstand van minder dan 5 cm worden voornamelijk oppervlak-
kige structuren sterk gestimuleerd;
• Bij een afstand van meer dan 15 cm worden grote en diepliggende
structuren zeer zwak gestimuleerd.
Plaatsing van elektroden aan de hand van het spiervezelverloop
De keuze van de stroomrichting moet overeenkomstig
de gewenste spierlaag aan het vezelverloop van de
spieren worden aangepast. Als u oppervlakkige spie-
ren wilt stimuleren, dan moeten de elektroden parallel
ten opzichte van het vezelverloop worden aangebracht
(A – B / C – D) en als u diepliggende weefsellagen wilt
bereiken, dan moeten de elektroden dwars ten op-
zichte van het vezelverloop worden aangebracht. Dit laatste kunt u berei-
ken door de elektroden kruiselings (dwars) aan te brengen, bijvoorbeeld
A – D / B – C.
Bij het behandelen van pijn (TENS) met het digitale EMS/TENS-ap-
paraat met de 2 afzonderlijk regelbare kanalen met elk 2 plakelek-
troden wordt aangeraden om de elektroden van een kanaal zoda-
nig te plaatsen dat het pijnlijke punt tussen de elektroden ligt of u
plaatst een elektrode direct op het pijnlijke punt en de andere ten
minste 2 tot 3 cm van het pijnlijke punt vandaan.
De elektroden van het tweede kanaal kunt u gebruiken om een
ander pijnlijk punt gelijktijdig te behandelen of u kunt ze samen
met de elektroden van het eerste kanaal gebruiken om het pijnlijke
gebied in te sluiten (tegenoverliggend). Ook hier is het zinvol om de
elektroden kruiselings aan te brengen.
Tip met betrekking tot de massagefunctie: voor een optimale be-
handeling gebruikt u altijd alle 4 de elektroden.
De levensduur van de elektroden kan worden verlengd door ze
alleen op een schone en indien mogelijk haar- en vetvrije huid te
gebruiken. Reinig de huid voor de behandeling indien nodig met
water en maak de te behandelen plek indien nodig haarvrij.
Als een elektrode tijdens het gebruik losraakt, wordt de impuls-
intensiteit van beide kanalen naar de laagste stand geschakeld.
Plaats de elektrode weer op de huid en stel de gewenste impulsin-
tensiteit opnieuw in.

9. PERSONALISEERBARE PROGRAMMA'S

(geldt voor TENS 13-15, EMS 33-35)
C
A
De programma's TENS 13-15 en EMS 33-35 kunt u instellen aan de hand
van uw persoonlijke wensen.
D D D
Programma TENS 13
B B B
Het programma TENS 13 is een programma dat u aan uw individuele wen-
sen kunt aanpassen. U kunt bij dit programma een impulsfrequentie van 1
tot 150 Hz en een impulsbreedte van 80 tot 250 µs instellen.
1. Plaats de elektroden in het gewenste gebied (zie hoofdstuk "6.4 Aan-
wijzingen voor het plaatsen van elektroden" voor de voorgestelde plaat-
singsmogelijkheden) en verbind ze met het apparaat.
13

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave