Onderhoudsschema
Hieronder volgt een lijst van het onderhoud dat aan de machine moet worden uitgevoerd. De meeste punten staan beschreven in
het hoofdstuk Onderhoud.
Dagelijks onderhoud
Maak de machine uitwendig schoon.
Controleer of de delen van de gashendel
goed werken. (Gashendelvergrendeling
en gashendel.)
Maak de kettingrem schoon en controleer
de remfunctie. Controleer de
kettingvanger op beschadigingen en
vervang indien nodig.
Het zaagblad moet voor evenwichtig
afslijten dagelijks worden omgekeerd.
Controleer of de smeeropening niet
verstopt is. Maak de groef schoon. Als het
zaagblad uitgerust is met een poelie,
moet die gesmeerd worden.
Controleer of de ketting en het zaagblad
voldoende olie krijgen.
Controleer de zaagketting op zichtbare
barsten in klinken en schakels, of de
ketting stijf is en of klinken en schakels
abnormaal versleten zijn. Vervang indien
nodig.
Slijp de ketting en controleer de conditie
en de spanning. Controleer het
kettingwiel op abnormale slijtage,
vervang indien nodig.
Maak de luchtinlaat van de starter
schoon.
Controleer of de bouten en moeren en
vastgedraaid zijn.
Controleer of de stopschakelaar werkt.
Controleer of er brandstof lekt uit motor,
tank of brandstofleidingen.
Op motorzagen met katalysator moet u
het koelsysteem dagelijks controleren.
36 –
Dutch
ONDERHOUD
Wekelijks onderhoud
Op motorzagen zonder katalysator moet
u het koelsysteem iedere week
controleren.
Controleer de starter, het startkoord en de
terugspringveer.
Controleer of de
trillingsdempingselementen niet
beschadigd zijn.
Smeer het lager van de
koppelingtrommel.
Verwijder eventuele braam op de
zijkanten van het zaagblad met een vijl.
Maak het vonkenopvangnet van de
geluiddemper schoon of vervang het.
Maak de carburateurruimte schoon.
Maak het luchtfilter schoon. Vervang het
indien nodig.
Maandelijks onderhoud
Controleer de remvoering van de
kettingrem op slijtage. Vervang deze
wanneer minder dan 0,6 mm over is op de
meest versleten plaats.
Controleer het centrum van de koppeling,
de koppelingtrommel en de koppelingveer
op slijtage.
Maak de bougie schoon. Controleer of de
afstand tussen de elektroden 0,5 mm
bedraagt.
Maak de buitenkant van de carburateur
schoon.
Controleer het brandstoffilter en de
brandstofleidingen. Vervang indien nodig.
Leeg de brandstoftank en maak deze
inwendig schoon.
Leeg de olietank en maak deze inwendig
schoon.
Controleer alle kabels en aansluitingen.