BESTUREN EN ONDERHOUD
USO E MANUTENZIONE
Ed. 11/08
CONTROLE KOPPELING REDUCTIEWIEL
A
B
AFB. 28
De controle van de koppeling dient bij uitgeschakelde motor plaats te vinden.
Door de centrale kap te openen, wordt toegang tot de motorruimte verkregen
waar de koppeling van het reductiewiel gemonteerd is. Om de mate van
slijtage van de koppeling te controleren, de koppeling (A, Afb. 28) met de
handen draaien, tot de pin (B, Afb. 28) gevonden wordt die de slijtage van
de koppelingsschijf aangeeft. Indien de maat van de pin groter of gelijk is
aan 4,5 mm (zoals de tekening toont (C, Afb. 28A)) moet vervanging
plaatsvinden. Neem voor de vervanging contact op met het centrum
reserveonderdelen (de meting van de slijtage dient uitgevoerd te worden te
beginnen onder de kop van de pin, tot de schijf, zoals tekening (C, Afb.
28A) toont).
CONTROLE OLIEPEIL VAN REDUCTIEWIEL FREES
C
4,5 mm
Om het peil te controleren, de frees lager en de peildop op aarde brengen
(A, Afb. 29).
De olie moet nu naar buiten beginnen te lopen. Is dat niet het geval dan moet
door hetzelfde gat bijgevuld worden (raadpleeg voor de tijden de overzichtstabel
AFB. 28A
van het onderhoud (pag. 47 - 48)). Om de olie te verversen, de frees op de
grond plaatsen, dop B verwijderen en de olie laten wegstromen. De dop
terugplaatsen, en nieuwe olie naar binnen gieten door de peildop (A, Afb.29)
(de uitgeputte olie moet opgevangen en verwerkt worden in overeenstemming
met de voorschriften van het land).
A
B
DE LOSSING VAN DE OLIE
HET NIVEAU EN DE LAST VAN DE OLIE
AFB. 29
NL
67