De laadband wordt gespannen gehouden door de veren (A Afb. 27) op het onderste deel van de freesarm (vóór de afvoer in de
bak). De veren moeten ingesteld worden tussen twee opeenvolgende windingen, met een ruimte tussen 0,2÷0,5 mm. Om ze
samen te drukken en op maat te brengen en ook de band te centreren, moet afwisselend op de 4 moeren ingegrepen worden
(B Afb. 27) (2 per zijde). Voor de juiste spanning van de afvoerband
op de 2 schroeven C ingrijpen.
N.B. = Laat de band na elke instelling minstens 5 minuten bij
een hoog toerental in de laadrichting (groen licht) draaien en
controleer of de band correct gecentreerd is.
BELANGRIJK!! Controleer de band en verricht een instelling na de
eerste 8 werkuren en vervolgens om de 10 uur (zie de overzichtsta-
bel van het onderhoud).
NL
66
BESTUREN EN ONDERHOUD
SPANNEN EN CENTREREN LAADBAND
0,2-0,5mm
ruimte tus-
sen twee op-
eenvolgende
windingen
Om te controleren of de band correct gecentreerd is,
nakijken of er geen verhoging aanwezig is in het
centrale deel van de band, ter hoogte van de twee
rollen. De VERKEERDE POSITIE duidt op een over-
matige zijbelasting op de geleider die voor het
centreren gebruikt wordt. Een dergelijke situatie ver-
oorzaakt de vroegtijdige verslechtering van de band.
N.B. = voor een goede werking van de laadband
moet de binnenzijde van de band altijd schoon
gehouden worden.
Controleer ook de reine staat van de rollen en of
de schrapers in positie staan.
B
B
A
A
Afb. 27
Afstelling compressie van de veren
Ed. 11/08
C