Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Voorzichtig
Deze machine stelt de bestuurder bloot aan
geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige
blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.
Draag gehoorbescherming als u deze machine
gebruikt.
Bedieningsorganen
Tractiepedalen
Om de tractie-eenheid vooruit te laten rijden, moet u het
vooruit-pedaal intrappen (Fig. 21). Om de tractie-eenheid
achteruit te laten rijden of te helpen stoppen als u vooruit
rijdt, moet u het achteruit-pedaal intrappen (Fig. 21).
Daarnaast kunt u het pedaal in de neutraalstand zetten om
de machine te stoppen.
Schuif voor Maaien/Transport
Met uw hiel beweegt u de schuif voor Maaien/Transport
(Fig. 21) naar links in de Transportstand en naar rechts in
de Maaistand De maaidekken kunnen uitsluitend worden
gebruikt in de Maaistand.
Opmerking: De maaisnelheid is in de fabriek afgesteld op
9,7 km per uur. De maaisnelheid kan worden verhoogd of
verlaagd door de borgschroef voor de snelheid te verstellen
(Fig. 22).
Figuur 21
1. Tractiepedaal voor vooruit
2. Tractiepedaal voor achteruit
3. Schuif voor
Maaien/Transport
4
6
1
5
3
2
4. Hendel om stuurwiel te
verstellen
5. Gleuf voor indicator
6. Hoekindicator
21
Figuur 22
1. Borgschroef voor snelheid
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel om het stuur te verstellen (Fig. 21) naar
achteren om het stuurwiel in de gewenste positie te zetten.
Duw daarna de hendel naar voren om het stuur in deze
positie te vergrendelen.
Gleuf voor indicator
De gleuf in het bestuurdersplatform (Fig. 21) geeft aan
wanneer de maaidekken zich in de centrale positie
bevinden.
Hoekindicator
De hoekindicator (Fig. 21) geeft in graden de hellinghoek
van de machine aan.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Fig. 23), waarmee de motor wordt
gestart, afgezet en voorgegloeid, heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start. Draai het sleuteltje op
Aan/Voorgloeien totdat het indicatielampje van de
gloeibougie dooft (ongeveer 7 seconden); draai daarna het
contactsleuteltje op Start om de startmotor in werking te
stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het
sleuteltje komt automatisch op Aan/Lopen. Om de motor af
te zetten, draait u het sleuteltje op Uit. Verwijder het
sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per
ongeluk start.
Gashendel
U zet de gashendel (Fig. 23) naar voren om het
motortoerental te verhogen en naar achteren om het
toerental te verlagen.
1