7. Sluit het stroomsnoer weer aan op de stroomaansluiting en zet de printer aan.
8. Indien u de optionele duplexeenheid heeft geïnstalleerd nadat u het stuurprogramma van de
printer heeft geïnstalleerd, dient u het stuurprogramma bij te werken door de instructies voor elk
besturingssysteem op te volgen. Als de printer op een netwerk is aangesloten, dient u het
stuurprogramma voor elke client bij te werken.
Uw stuurprogramma bijwerken om de optionele duplexeenheid te detecteren
De volgende procedure gebruikt Microsoft
voorbeeld.
Microsoft Windows 7/
Windows 7 x64/
Windows Server 2008 R2 x64
Epson AcuLaser CX29 Series
®
Windows
1. Klik op Start — Devices and Printers (Apparaten en Printers).
2. Klik met uw rechtermuisknop op het printerpictogram van de Epson AcuLaser CX29
Serie en selecteer Printer properties (Printereigenschappen) .
3. Klik op het tabblad Options (Opties) en klik dan op Get Information from Printer
(Informatie van de printer ophalen).
4. Klik op Apply (Toepassen) , en klik dan opOK.
5. Sluit de map Devices and Printers (Apparaten en printers).
®
en het PCL 6 stuurprogramma als een
Gebruikershandleiding
Basisbewerking
42