8. Draai de schroef naar rechts.
9. Zet de printer aan.
10. Druk de System Settings (Systeeminstellingen)-pagina af om te bevestigen dat de nieuw
geïnstalleerde geheugenmodule is gedetecteerd door de printer.
a Druk op de SYSTEEM toets.
b Selecteer Report/List (Rapport/Lijst), en druk op de
c Selecteer System Settings (Systeeminstellingen), en druk op de
De System Settings (Systeeminstellingen) pagina wordt afgedrukt.
11. Bevestig de hoeveelheid Memory Capacity (Geheugencapaciteit) zoals vermeld onder
General (Algemeen) op de System Settings (Systeeminstellingen) pagina.
Schakel, als de geheugencapaciteit niet is verhoogd, de printer uit, trek de stekker eruit en plaats de
geheugenmodule opnieuw.
12. Indien u de extra geheugenmodule heeft geïnstalleerd nadat u het stuurprogramma van de printer
heeft geïnstalleerd, dient u het stuurprogramma bij te werken door de instructies voor het
besturingssysteem dat u gebruikt op te volgen. Als de printer op een netwerk is aangesloten, dient
u het stuurprogramma voor elke client bij te werken.
Uw stuurprogramma bijwerken om de extra geheugenmodule te detecteren
De volgende procedure gebruikt Microsoft
voorbeeld.
Epson AcuLaser CX29 Series
®
®
Windows
en het PCL 6 stuurprogramma als een
Gebruikershandleiding
toets.
toets.
Basisbewerking
37