1.3 SCHOORSTEEN
De schoorsteen is een onderdeel dat bovenop de schoorsteenpijp geplaatst is en
dat dient om de verbrandingsgassen makkelijker in de atmosfeer te verspreiden.
De schoorsteen moet beantwoorden aan de volgende vereisten:
- de doorsnede en de vorm aan de binnenkant moet dezelfde zijn als die van de
schoorsteenpijp (A);
- de doorsnede aan de uitgang (B) mag niet minder zijn dan het dubbele als die
van de schoorsteenpijp (A);
- de uitmonding (het deel van de schoorsteenpijp dat boven het dak uitsteekt)
die volledig in contact is met de buitenlucht (bijvoorbeeld bij een plat dak) moet
volledig bedekt zijn met bakstenen en moet ieder geval goed geïsoleerd zijn;
- moet zodanig gebouwd zijn dat het niet in de schoorsteenpijp kan regenen
of sneeuwen en er geen vreemde voorwerpen in terecht kunnen komen en
zodanig dat wind uit geen enkele richting of hellingsgraad de afvoer van de
verbrandingsgassen kan belemmeren (windbestendige schoorsteen).
Optimale afstanden voor een goede werking van de schoorsteenpijp.
Om een goede werking van de schoorsteenpijp te garanderen en een goede
verspreiding van de verbrandingsgassen in de atmosfeer mogelijk te maken
is het belangrijk dat voor wat de schoorsteen betreft de hieronder vermelde
afstanden aangehouden worden:
- 6 tot 8 meter afstand van eventuele gebouwen of andere obstakels die boven
de hoogte van de schoorsteen uitkomen;
- 50 centimeter hoger dan eventuele obstakels die zich op een afstand van 5 meter of
minder bevinden;
- buiten het terugstroomgebied. Dit gebied heeft verschillende afmetingen en
vormen afhankelijk van de hellingshoek van de dakbedekking, waardoor het
noodzakelijk is om de hieronder vermelde minimum hoogten aan te houden.
Voorbeeld: Controleer de helling van het dak (kolom α) en de beoogde afstand
van de schoorsteen tot de as van de nok (kolom A), als de afstand groter is dan
"A", dan is de hoogte van de schoorsteen af te lezen (kolom H). Als de afstand
kleiner is dan "A", dan moet de schoorsteen 0,5 meter hoger zijn dan de nok.
Fig. 10
Fig. 11
min. H
Hellingsgraad van het dak
α
15°
30°
45°
60°
6
0,50 m
gelijk aan of
minder dan
5 m
grotere afstand dan A
kleinere afstand
of gelijk aan A
as van de nok
α
Horizontale breedte tussen het
terugstroomgebied en de as van de nok
A
1,85 m
1,50 m
1,30 m
1,20 m
H072047NL0 / DT2001511 – 01
Fig. 7
* B gelijk aan het
dubbele van A
A
DT2030051-00
Fig. 9
PLAT DAK
gelijk aan of
meer dan 5 m
minder dan
5 m
SCHUIN DAK
0,50 m boven de nok
TERUGSTROOMGEBIED
Minimum hoogte boven het dak
H
1,00 m
1,30 m
2,00 m
2,60 m
Fig. 8
B
A
6-8 m
0,50 m
hoogte van het
terugstroomgebied Z
Hoogte van het
terugstroomgebied
Z
0,50 m
0,80 m
1,50 m
2,10 m
DT2010025-03
B
DT2030191-00
DT2030052-00
DT2030053-00
DT2030192-00