Windbelasting
De windstuwdruk op de ondersteuningstorens TG60 is afhankelijk van
de geografische locatie te bepalen. Dit gebeurt op basis van nationale
normen met de diverse windzones per land/gebied.
(q = 0.0 / 0.5 / 0.8 / 1.1 kN/m²). In geval van een tussenwaarde mag
lineair geïnterpoleerd worden. Voor gebruiksdoeleinden met een
stuwdruk van boven de 1.10 kN/m², is een afzonderlijke controle
(berekening) noodzakelijk.
Opmerking: Op basis van nationale normen of brancheregelgeving
is het mogelijk dat de windbelasting vanwege de korte standtijd
gereduceerd mag worden.
Verhoging van de windbelasting bij gebruik van U-liggers en
dubbele U-liggers.
Bij gebruik van U-liggers of dubbele stalen U-liggers i.p.v. buisliggers
verhoogt het windoppervlak van het Allround gedeelte en hiermee de
windbelasting op de toren. Om de waarden van de modelkeuring te
kunnen gebruiken, dient de stuwdruk van de wind verhoogd te worden
als volgt:
Type A (1.09 x 1.09 m)
Type B (1.09 x 1.57 m)
Type C (1.09 x 2.07 m)
Type D (1.09 x 2.57 m)
Type E (1.09 x 3.07 m)
Horizontale belasting
In geval van niet gesteunde, aan de top vrij verplaatsbare torens moet
de H-belasting via de constructie van de ondersteuningstoren naar de
ondergrond afgeleid worden. De verticale belastbaarheid van deze
torens zijn daarom steeds in relatie met de H-belasting opgegeven.
Volgens EN 12812 moet een horizontale, vervangende belasting (1%
van de verticale belasting) opgenomen worden. Deze vervangende
belasting is in de berekeningen verwerkt en daar hoeft niet speciaal
rekening mee gehouden te worden. Bij de bovenin afgesteunde torens
heeft de horizontale belasting geen invloed op het draagvermogen
omdat de H-belastingen via de afsteuning weggeleid worden.
30
+23%
+34 %
+40 %
+43 %
+46 %
Trekkracht tussen de staanders
Bij gebruik van pennen of bouten om de frames te verbinden kunnen
trekkrachten overgedragen worden. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk
als de torens per kraan verplaatst worden of wanneer ballast gebruikt
wordt. De maximaal toegelaatbare trekkracht is afhankelijk van de
verbindingssoort. Bij gebruik van borgpennen/clips Ø 11 mm is de toe-
gestane trekkracht 2,9kN (rekeningwaarde Z
van bouten of schroeven, Ø 12 mm, kwaliteit 8.8 is de toegestane
trekkracht 10,1 kN (rekeningswaarde Z
Bij de bovenin gesteunde torens met windbelasting kunnen in som-
mige gevallen trekkrachten bij staanderverbindingen plaatsvinden
(bv. hoge torens met lage belasting). Bij montage van bouten of
schroeven, Ø 12 mm, kwaliteit 8.8 is geen verdere technische verant-
woording nodig. Voor verdere informatie hierover kunt u terecht bij
uw Layher partner.
Diagrammen draagvermogen
Het draagvermogen van de enkele torens zijn middels berekeningen
volgens de Theorie II. orde bepaald en zijn in de onderstaande grafie-
ken en tabellen weergegeven. Vanwege de wat moeilijke afleesnauw-
keurigheid van de grafieken mogen de toelaatbare belastingen van de
tabellen gebruikt worden. Met het volgende dient tijdens gebruik van
de grafieken en tabellen rekening gehouden te worden:
• Bij de opgegeven draaglast gaat het om de maximale toegesta-
ne gebruiksbelastingen waarvoor in de stabiliteitsberekening de
karakteriestieke waarden gebruikt zijn. Bij een controleberekening
met rekenwaarden mag de berekeningswaarde van de weerstand
R
middels vermenigvuldiging van de opgegeven waarde met 1,5
d
bepaald worden.
• De draaglast wordt voor steigers met berekeningscategorie B1
berekend. Als de torens als steigers van de berekeningscategorie
B2 gebruikt worden, dienen de opgegeven waarden met een factor
1,15 gedeeld te worden.
• De randvoorwaarden (boven gesteund / vrijstaande toren, wind-
belasting, spindelbaan etc.) dienen steeds in acht genomen te
worden.
= 4.4 kN), bij gebruik
R,d
= 15.1 kN).
R,d