83058744 1/2020-01 La
Montage- en bedieningsvoorschrift
Gasbrander WG10.../1-D LN
3. Verbranding instellen
Bij het inregelen, de vermogengegevens van de ketelfabrikant en het
werkingsgebied van de brander in acht nemen [hfst. 3.4.6].
CO-gehalte van de verbranding controleren en evt. verbrandingswaarde via de
luchtklep en/of stuwplaat aanpassen. Daarbij de bepaalde mengdruk in acht
nemen.
Benodigde gashoeveelheid (bedrijfsvolume V
Insteldruk optimaliseren tot gashoeveelheid (V
Verbrandingswaarden controleren.
Verbrandingsgrenzen bepalen en luchtovermaat via luchtklep en/of stuwplaat
instellen [hfst. 7.5].
Gashoeveelheid opnieuw meten evt. aanpassen.
Luchtovermaat opnieuw instellen.
4. Startgedrag controleren
Brander uitschakelen en opnieuw starten.
Startgedrag controleren en evt. de startlastpositie corrigeren.
Als de ontstekingspositie is gewijzigd:
Startgedrag opnieuw controleren.
43-96
7 Inbedrijfstelling
) berekenen [hfst. 7.6].
B
) bereikt is.
B