6. Storingen van het product
opsporen
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Schakel de voedingsspanning uit voor-
dat u gaat werken aan het product. U
dient er zeker van te zijn dat de voe-
dingsspanning niet per ongeluk kan wor-
den ingeschakeld.
Storing
Oorzaak
1.
De pomp draait
a)
niet.
b)
c)
2.
De pomp wordt
a)
uitgeschakeld
na kort gedraaid
te hebben (de
thermische
b)
schakelaar is
uitgeschakeld).
c)
3.
De pomp draait,
a)
maar er komt
onvoldoende
b)
water.
4.
De pomp draait,
a)
maar er komt
geen water.
b)
c)
10
De voedingsspanning is uitgescha-
keld.
De zekeringen in de installatie zijn
doorgebrand.
De thermische schakelaar van de
pomp is uitgeschakeld. Zie paragraaf
3.5 Thermische
beveiliging. (Zie ook
punt 2.)
De vloeistoftemperatuur is hoger dan
de toegestane waarde die wordt
genoemd in paragraaf
7. Technische
gegevens. De motor is oververhit.
De pomp is gedeeltelijk of volledig
verstopt door verontreinigingen.
Het waterniveau bij het starten van de
pomp is te laag. De pomp kan niet
zelf aanzuigen. Zie paragraaf
7. Technische
gegevens.
De pomp is gedeeltelijk verstopt door
verontreinigingen.
De persleiding of -slang is gedeelte-
lijk verstopt door verontreinigingen.
De slang is mogelijk geknikt.
De pomp is verstopt door verontreini-
gingen.
De terugslagklep in de persleiding of -
slang is geblokkeerd in een gesloten
positie of verstopt door verontreini-
gingen.
De slang is mogelijk geknikt.
Pompen met vlotterschakelaar: De
pomp stopt niet omdat de vrije kabel-
lengte van de vlotterschakelaar te
lang is.
Oplossing
Schakel de elektriciteitstoevoer in.
Vervang de defecte zekeringen.
De thermische schakelaar schakelt de
pomp opnieuw in, zodra de motor is afge-
koeld tot normale temperatuur.
De pomp start automatisch na voldoende
te zijn afgekoeld.
Reinig de pomp.
Verplaats de pomp naar een positie met
een hoger waterniveau of voeg water toe,
totdat de pomp begint met aanzuigen.
Reinig de pomp.
Controleer en reinig de terugslagklep,
indien deze gemonteerd is.
Trek de slang recht.
Reinig de pomp.
Controleer de terugslagklep.
Reinig of vervang zo nodig de klep.
Trek de slang recht.
Verkort de vrije kabellengte.