3
Klik op Faxinstellingen onder het kopje MFP.
4
Klik op Configuratie.
Als u de faxmodi wijzigt, dient u eerst op Indienen te klikken voordat u toegang krijgt tot de configuratiepagina.
Opmerking: Als de afdrukserver wordt geconfigureerd om de tijd van het netwerktijdprotocol (NTP) te gebruiken
tijdens het inschakelen van de MFP, worden de huidige datum en tijd gebruikt. U dient echter wel de
tijdzone op te geven om de juiste tijd te krijgen.
5
Geef de vereiste FCC-gegevens op:
•
Datum en tijd (huidige datum en tijd)
•
Stationsnaam (uw eigen naam of de naam van de onderneming)
•
Stationsnummer (faxnummer)
6
Selecteer de Tijdzone, zoals Eastern (Verenigde Staten en Canada, Eastern Standard Time). Hiermee stelt u de
vereiste informatie in.
7
Stel uw opties in bij Aantal belsignalen, enz.
8
Nadat u alle informatie hebt opgegeven, klikt u op Indienen.
U kunt het wijzigen van optionele instellingen, zoals het instellen van een faxtransmissielog, het maken van permanente
faxbestemmingen en het inschakelen van de faxserverfunctie, uitvoeren via uw browser of het bedieningspaneel van de MFP.
Een faxlog bekijken
Als u een fax verzendt of ontvangt, wordt er een item van de activiteit opgeslagen in een bestand. U kunt dit bestand
bekijken of afdrukken wanneer u maar wilt.
Faxlog bekijken:
1
Typ het IP-adres van de MFP in het URL-veld van uw browser en druk op Enter.
2
Klik op Rapporten.
3
Klik op Faxinstellingen.
4
Klik op Faxtaaklog of op Kieslog faxnummers.
Faxen
Faxinstellingen
47