De toerenregelaar bedienen
De toerenregelaar heeft 6 voorwaartse versnellingen en 2
achteruit. Om te schakelen moet u de tractiehendel loslaten en
de toerenregelaar in de gewenste stand zetten (Figuur 36). Er
is een inkeping die de hendel borgt voor elke toereninstelling.
Figuur 36
De boor/rotor bedienen
1. Om de aandrijving van de boor/rotor in te schakelen,
drukt u de rechterhendel (boor/rotor) tegen de
handgreep (Figuur 37).
Figuur 37
2. Om de boor en rotor te stoppen laat u de rechterhendel
los.
Belangrijk: Als u zowel de boor/rotorhendel
als de tractiehendel inschakelt, vergrendelt de
tractiehendel de boor/rotorhendel. Op die manier
is uw rechterhand vrij. Om de beide hendels uit te
schakelen laat u gewoon de linkerhendel (tractie)
los.
3. Als de boor en de rotor blijven draaien wanneer u de
boor/rotorhendel losgelaten hebt, mag u de machine
niet gebruiken. Controleer de kabel van de boor/rotor
(raadpleeg het hoofdstuk De kabel van de boor/rotor
controleren en afstellen) en stel de kabel af indien
nodig. U kunt de machine ook naar een erkende dealer
brengen voor onderhoud.
WAARSCHUWING
Als de boor en de rotor blijven draaien wanneer
u de boor/rotorhendel losgelaten hebt, kunt u
uzelf en anderen ernstig letsel toebrengen.
Gebruik de machine niet. Breng de
machine naar een erkende servicedealer voor
onderhoud.
De Quick Stick
Hou de blauwe dop van de trekker naar beneden om
de Quick Stick te gebruiken en het uitwerpkanaal en de
uitwerpgeleider te bewegen. Laat de dop van de trekker los
om het uitwerpkanaal en de uitwerpgeleider in hun stand te
borgen (Figuur 38).
Het uitwerpkanaal bewegen
Hou de blauwe dop van de trekker omlaag en beweeg de
Quick Stick naar links om het uitwerpkanaal naar links
te bewegen; beweeg de Quick Stick naar rechts om het
uitwerpkanaal naar rechts te bewegen (Figuur 39).
18
®
bedienen
Figuur 38
Figuur 39