belemmert en het gras meer vatbaar voor ziekten maakt.
Na het maaien—Voor maximale prestaties, na elk gebruik
de onderkant van het maaierhuis en onder de
snaarkappen reinigen. Als meer en meer grasresten in het
maaierhuis aankoeken, wordt het prestatievermogen
DOORSMEREN (Fig 21-33)
De tractie- en maaieenheden zijn voorzien van
smeernippels die regelmatig met universeel
lithiumvet nr. 2 gesmeerd moeten worden. Onder
normale omstandigheden moeten alle smeernippels
elke 25 bedrijfsuren gesmeerd worden.
1.
De te smeren nippels zijn: hefarmdraaipunten
(2), hefcilinder (2), remarmdraaipunten (2) (Fig 21);
remdraaipunt (1), remdraaipunten (2) (Fig 22);
tractiepedaal draaipunt (1) (Fig 23); motor naar
pomp drijfas (2) (Fig 24 & 25); tractieafstelling (1)
(Fig 26); PTO (aftakas) lager (Fig 27).
Alleen 2WD machines—cilindereinde (2),
middendraaipunt (1), spillen (2) (Fig 28).
Alleen 4WD machines—spoorstangsamenstellen
(2), middendraaipunt (1), kniegewrichten (2) (Fig
29); cilindereinden (2) (Fig 30).
Maaidek (2WD &4WD machines)—mesassen (7) en
zijdekdraaipennen (4) (Fig 31); zwenkwielen (6);
zwenkvorkas (4) (Fig 32); hefarm kogelgewrichten
(2) en drijfas van PTO naar tandwielkast (3) (Fig
33).
1.
Smeernippels schoonvegen alvorens te smeren.
2.
Vet in nippel pompen.
3.
Overtollig vet afvegen.
GEBRUIKSAANWIJZING
ONDERHOUD
22
verlaagd.
Figuur 21
Figuur 22
Figuur 23