Inhoudsopgave
Advertenties
een optisch en akoestisch alarm bij het bereiken van de alarmdrempelwaarde door lekkages die de
druk in de te bewaken ruimte (ÜR) laten stijgen. Als de binnenwand lek raakt, onder het niveau van
de vloeistof in de houder, zal er vloeistof in de te bewaken ruimte (ÜR) binnendringen. Dit geldt ook
voor ondergrondse houders en leidingen die zich onder het grondwaterniveau bevinden en een lek
ontwikkelen in de buitenwand.
4.2
Werking
4.2.1 Gebruik eventueel een geschikte externe vacuümpomp om de te bewaken ruimte (ÜR) snel
leeg te kunnen pompen en het werkvacuüm te bereiken. Bij houders voor opslag van ontbrandbare
vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 ° C, mag voor het leegpompen van de te bewaken ruimte
uitsluitend een pomp gebruiken die zowel aan zuig- als aan drukzijde is voorzien van vlamdempers
(DS), waarbij verder aan de eisen voor het verpompen van explosiegevaarlijke mengsels met min. PN
10 bar moet worden voldaan (bijv. volgens het certificaat van overeenstemming van te bewaken
ruimtes die Ex–zone 0 kunnen zijn). Neem altijd de relevante Ex-veiligheidsvoorschriften in acht.
4.2.2 Is het benodigde werkvacuüm bereikt (circa 450 mbar) en licht de groene in-bedrijflamp op,
dan is de lekdetector klaar voor gebruik. De vacuümpomp kan kleine lekkages in het
lekdetectiesysteem compenseren, maar uitsluitend tot een maximaal pompvermogen van 85 (+/-15)
liter/uur bij het alarmschakelpunt. Als de vacuümpomp steeds meer tijd nodig heeft om deze lekken te
compenseren (bijv. > 1 uur/dag), valt er binnen afzienbare tijd een alarm te verwachten. Om de
inschakelduur van de pomp te controleren kunt u een bedrijfsurenteller laten inbouwen.
4.2.2.1 De excentrisch opgehangen drijfstang van de vacuümpomp (PU) laat een membraan heen en
weer bewegen, zodat met behulp van een keerklep een zuigende werking wordt verkregen
(zuigleiding - SL). Via de uitlaatklep in de pompkamer wordt de verpompte lucht via de uitlaatleiding
(AL) teruggevoerd naar de houder. De opgebouwde overdruk in de houder wordt via de
ontluchtingsbuis van de houder naar de atmosfeer geventileerd. Of de uitlaatleiding (AL) mondt zo
dicht mogelijk bij de lekdetector uit in een vloeistofkering (FS) + detonatiebeveiliging (DS).
4.2.2.2 Als er vloeistof (eventueel gemengd met gas) in de te bewaken ruimte (ÜR) is
binnengedrongen, dan kan deze als de vloeistofkering (FS) niet goed werkt, via de zuigleiding (SL) in
het inwendige van de pomp terechtkomen. Via de uitlaatleiding (AL) wordt de vloeistof (eventueel
gemengd met gas) weer naar de houder teruggevoerd. Als de AL in een vloeistofkering (FS) met
condensvat (WS) uitmondt, sluit het aangezogen medium de FS af en dat leidt tot een alarmmelding.
Het pomphuis is een hermetisch afgesloten lichaam met slechts één verbinding met de te bewaken
ruimte (ÜR) en met de ontluchting (EV) van de houder. De afdichting van de pompkamer voldoet aan
de eisen van de desbetreffende normen.
4.2.2.3 Als het de vacuümpomp (PU) niet lukt om met zijn pompvermogen van circa 85 liter/uur de
benodigde bewakingsdruk in stand te houden, zal de druk in de te bewaken ruimte (ÜR) langzaam
oplopen tot de alarmdrempelwaarde van circa 325 mbar wordt bereikt, waarna de lekdetector alarm
geeft. In dat geval licht de rode controlelamp op en klinkt er continu een akoestisch signaal (zoemer
SU). Met de rode drukknop (LDT) kan de zoemer (SU) tijdelijk worden uitgeschakeld, daarbij licht de
lamp van de drukknop rood op. Ga daarna volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 7.2 te werk.
4.2.2.4 De drukschakelpunten meten.
De drukschakelaar (D) staat via de meetleiding (ML) in verbinding met de te bewaken ruimte (ÜR). De
onderdruk in de te bewaken ruimte (ÜR) trekt een stoter met zijn contactplaat terug in de
drukschakelaar (D), waarbij de veerkracht van de ingebouwde drukveer wordt overwonnen. De buiten
Advertenties
Inhoudsopgave
