6.3
Beschrijving van de functionering
6.3.1
Watervoeding
De installatie wordt in principe voorzien van zacht water, dat door een voorgeschakelde onthardings-
installatie beschikbaar wordt gesteld. Een 5 µm-voorfilter beschermt de RO-membranen tegen grove
verontreinigingen. Er kan gekozen worden uit verschillende voorfiltervarianten (zie → Hoofdstuk 3
"Toebehoren").
Gechloreerd drinkwater moet met een actief koolstoffilter behandeld worden, omdat chloor de membranen
onherstelbaar beschadigt (→ Deel 2, hoofdstuk 7 "Technische gegevens").
Deze voorbehandelingseenheden maken geen deel uit van de leveringsomvang van een (Eco)RO Dia I/II C.
6.3.2
Voorzetbak
Het voorgefilterde ontharde water komt via het voedingsventiel Y10 in de voorzetbak terecht. De niveau-
regeling in de voorzettank vindt plaats met de druksensor PISAL1. De druksensor PISAL1 beschermt de
ingebouwde centrifugaalpomp tegen gebrek aan water. Als het niveau onder het schakelpunt PISAL1
(LSAL1) daalt, dan schakelt de pomp uit. De pomp mag niet worden gebruikt, wanneer het waterniveau
in de bak LSAL1 / PISAL1 heeft onderschreden.
Op de voorzetbak zijn aangesloten:
•
de interne circulatie via Y2
•
de zachtwaterinloop via Y10
•
de ringleidingterugloop via ÜV1
•
soft-control (optioneel)
•
overstort
•
bypass-ventiel Y30 naar overstortklep van de ringleidingterugloop (optioneel, pulsschuifkracht
spoeling)
•
Be- en ontluchtingsfilter (tankventilatie)
•
Uitgang naar pomp M1
•
Tanklediging
6.3.3
Omkeringsosmose over twee niveaus
Het onbehandelde water stroom via een 5µm voorfilter en langs de gesloten klep K1 (voor de RO over
twee niveaus) via een magneetventiel Y10 in vrije inloop in de voorzetbak VL.
Van daaruit wordt het via pomp M1 naar de membraanmodule gevoerd, waar het een omkeringsosmose-
wikkelmembraan passeert. Hierbij verdeelt de "feed"-stroom zich in een concentraatstroom en, na het
passeren van de membraanbarrière, in een permeaatstroom.
De concentraatstroom verlaat de membraanmodule en passeert daarbij het naaldventiel NV4, dat de
uitstromende hoeveelheid water begrenst en daardoor voor een gelijkblijvende productiedruk zorgt.
De via het naaldventiel NV4 ingestelde druk kan op manometer PI2 worden afgelezen.
De gereguleerde concentraatstroom wordt via een magneetklep Y2 intern naar de voorzettank gerecir-
culeerd of, om te verschuiven, via het magneetklep Y9 naar de afvoer geleid. De timing van Y2/Y9 en
daarmee de regeling van de te verschuiven concentraathoeveelheid vindt in relatie tot de afgenomen
hoeveelheid permeaat en de ingestelde rendementfactor WCF plaats.
Het gegenereerde permeaat passeeert na het verlaten van de membraanmodule de veerbelaste terug-
slagklep RSV en stroomt via pomp M2 met verhoogde druk naar de membraanmodule, waar het een
verdere omkeringsosmose-wikkelmembraan passeert. Hierbij verdeelt de "feed"-stroom zich in een con-
centraatstroom en, na het passeren van de membraanbarrière, in een permeaatstroom. Het permeaat
stroomt via het geopende magneetventiel Y5 langs PSAH1 en CISAHH3, waardoor de juiste permeaat-
druk en de juiste kwaliteit worden bewaakt, voordat het in de ringleiding terechtkomt. Bij grote installatie
stroomt een deel van de geproduceerde hoeveelheid permeaat via overstortklep ÜV2 bij een geringe
afname terug in de voorzettank, waar het de ringleidingdruk constant houdt.
Rev. 2.5 datum 2017-03-20
Softwareversie 2.0
(Eco)RO Dia I/II C
Functies
Pagina 6-7
Deel 1 – gebruiksaanwijzing