Ladderlift JUNIOR
Opstelling
Veiligheidsafstand tot stroomleidingen
•
Let op bij werkzaamheden in de buurt van bovenleidingen. Door de wind zwaaien de
bovenleidingen verticaal en horizontaal heen en weer. Daardoor kan de gevaarlijke zone
zich verplaatsen.
•
Een gekwalificeerd persoon moet de opdracht krijgen om de afstand in de gaten te
houden en signalen te geven. Indien dat nodig is, moet deze persoon
waarschuwingstekens kunnen geven, voordat de hierboven aangegeven grenzen bereikt
worden.
•
Elke bovenleiding moet als een stroomgeleidende leiding gezien worden, totdat de
bezitter of de verantwoordelijke stroommaatschappij heeft bevestigd, dat de storende
bovenleiding stroomloos is.
Normale spanning, kV
(Spanning tussen fasen)
Bij gebruik in de buurt van hoogspanningsleidingen
bis
meer
50
bis
dan
meer
200
bis
dan
meer
350
bis
dan
meer
500
bis
dan
meer
750
bis
dan
Tijdens het transport zonder last met omlaag
geplaatste giek of mast
tot
meer
0.75 tot
dan
meer
50
bis
dan
meer
345
bis
dan
meer
750
bis
dan
Veiligheidsafstanden voor liften en omhoog geheven lasten in de buurt van bovengrondse
leidingen (in navolging van ASME B30.22-2000)
Opstellen
54
Benodigde
minimumafstand
ft
50
10
200
15
350
20
500
25
750
35
1,000
45
0.75
4
50
6
345
10
750
16
1,000
20
m
3,05
4,60
6,10
7,62
10,67
13,72
1,22
1,83
3,83
4,87
ALGEMENE AANWIJZING: Radius van de
6,10
minimumafstand tot de gevaarlijke zone zie tabel
302010393