Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Scu-Besturing; Werkingsprincipe; Ontgassen; Navullen - flamco ENA 5 Installatie- En Bedieningsinstructies

Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie- en
bedieningsinstructies
TP.30/06/09.NL
Uitgave 2009 / NL / BE
ENA 5 INSTALLATIE- EN BEDIENINGSINSTRUCTIES
3.2.

SCU-besturing

7
3.3.

Werkingsprincipe

De automaat dient in de eerste plaats als een actieve ontgassingsvoorziening. Hij werkt ook als
navulvoorziening voor het aanvullen van waterverliezen in een systeem.
A
B
C
R
Q
P
O
P
N
M L
K
Turbo ontgassingsmodus:
Een interval waarbij de pomp draait (er wordt vacuüm opgebouwd) wisselt met een interval waarbij de lucht
wegstroomt (pomp staat stil).
Normale ontgassingsmodus:
Tussen het einde van de ontgassingsinterval en het starten van de pomp wordt een extra pauze ingelast.
Deze extra interval kan via een parameter binnen vaste limieten worden geselecteerd. Na verstrijken van
de Turbo ontgassingsperiode schakelt het systeem over naar de normale ontgassingsmodus, die daarna
continu plaatsvindt. De normale ontgassingsmodus wordt onderbroken door een in te stellen pauze
(standaard 06.00 - 20.00 h). Het begin van de volgende ontgassingscyclus die plaatsvindt tijdens de
normale ontgassingsmodus wordt aangeduid via een aftelprocedure in het Proces-menu.
3.3.2.

Navullen

Het navulwater wordt toegevoerd tijdens een drukgeregelde of niveaugeregelde modus. De automaat is
standaard ingesteld op drukgeregeld navullen (wanneer een membraandrukexpansievat wordt toegepast).
Drukgeregelde toevoer:
Het systeem is voorzien van een druksensor (N) voor het registeren van de druk. De inschakeldruk voor
het navullen moet pO* + 0,2 bar bedragen. De uitschakeldruk voor het navullen moet minimaal 0,1 bar
hoger zijn dan de inschakeldruk voor het navullen. Als het systeem is uitgerust met een literteller (E) kan de
toegevoerde hoeveelheid water, anders de vultijd worden gecontroleerd. Tijdens het drukgeregelde navullen
moet de pomp (L) cyclisch, automatisch worden gestopt om de actuele systeemdruk te controleren en zo
nodig moet extra water worden toegevoerd tot de uitschakeldruk voor het navullen is bereikt.
Niveaugeregelde toevoer:
In dit geval wordt het navulwater toegevoerd zolang het externe verzoek om navullen actief is en de
controlefunctie voor de hoeveelheid en de tijd van de automaat dit toelaten..
Het is mogelijk om de navulfunctie te deactiveren. Zie hoofdstuk 6.1.
* Po = P Statisch + P damp
Nr.
1
1
2
3
2
4
3
4
5
5
6
6
7
D
3.3.1.
Voor het ontgassen van het water, wordt het water via
E
een bypass vanaf de retourleiding (D) aangezogen. Het
water stroomt door het fi lter (C) en de stromingsregelaar
(B) in het ontgassingsreservoir (R). Tijdens het
F
draaien van de pomp (L) wordt het aan een vacuüm
blootgesteld en stroomt door een PALLringpatroon (O).
G
Door de verlaagde druk en het grote oppervlak van de
PALLringpatroon wordt lucht aan het water onttrokken.
H
Wanneer de pomp uitschakelt, zorgt het toestromende
I
lwater in het reservoir dat de druk in het reservoir stijgt
tot de systeemdruk en de lucht, die zich boven de
waterspiegel heeft verzameld, via de vlotterontluchter (A)
J
wegstroomt. Als de pomp draait, wordt de hoeveelheid
water die in het reservoir stroomt, via een bypass-leiding
teruggevoerd naar de retourleiding (J) van het systeem.
Beschrijving
Regelpaneel voor besturing, display, LED
storingsdisplay, keuzeschakelaar (klikken en rollen)
Aan/uit-schakelaar, ON: brandt rood
Inwendige zekering F1: T 16 A 250 V
Inwendige zekering F2: T 3,5 A 250 V
Hardware release, servicemenu E2
klemmenstroken voor
Elektrische voeding;
sensoren;
Impuls watermeter;
Extern inschakelen van het vulproces;
verzamel-storingsmelding;
Pomp;
Interface RS485.

Ontgassen

6

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave