3. Veiligheid
De volgende afbeelding toont de gevarenzones van de machine.
Afb. 1: Gevarenzone bij aangehangen apparaten
A
Gevarenzone tijdens het strooibedrijf
•
Let er op dat zich niemand in het strooibereik [A] van de machine bevindt.
•
Zet de machine en de tractor onmiddellijk stil indien er zich personen in de gevarenzone van de
machine bevinden.
•
Als u de machine aan de tractor koppelt/ervan loskoppelt of de krachthendel moet bedienen,
stuurt u alle personen uit de gevarenzones [B]
3.5.6
Lopend bedrijf
•
Bij functiestoringen van de machine moet u de machine onmiddellijk stilzetten en beveiligen. Laat
de storingen direct verhelpen door hiervoor gekwalificeerd personeel.
•
Stap nooit bij ingeschakelde strooi-inrichting op de machine.
•
Gebruik de machine alleen met gesloten beschermroosters in de voorraadbak. Het
beschermrooster tijdens het bedrijf niet openen en niet verwijderen.
•
Gebruik de machine alleen met gesloten onderhoudsdeksel.
•
Roterende machineonderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken. Let er daarom op dat u nooit
met lichaamsdelen of kledingstukken in de buurt van roterende onderdelen komt.
•
Leg nooit vreemde voorwerpen (bijv. schroeven, moeren) in de voorraadbak.
•
Weggeslingerd strooimiddel kan leiden tot ernstig letsel (bijv. van de ogen). Let er daarom op dat
zich niemand in het strooibereik van de machine bevindt.
•
Bij te hoge windsnelheden moet u het strooien staken, daar het naleven van de strooizone niet
gewaarborgd kan worden.
•
Stap nooit onder elektrische hoogspanningsleidingen op de machine of de tractor.
14
B
Gevarenzone
afkoppelen van de machine
5900962
bij
het
aankoppelen/
AXEO 2.1/6.1/18.1