SMA Solar Technology AG
• Selecteer in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Eigen
verbruik > Minimaal inschakelvermogen de parameter Minimaal
inschakelvermogen van eigen verbruik MFR of Mlt.MinOnPwr en stel de
gewenste waarde in. Hiermee bepaalt u vanaf welk vermogen een verbruiker wordt
ingeschakeld.
• Selecteer in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Eigen
verbruik > Minimumtijd voor inschakelvermogen de parameter Minimumtijd voor
inschakelvermogen eigen verbruik MFR of Mlt.MinOnPwrTmm en stel de
gewenste waarde in. Hiermee bepaalt u de minimale tijd gedurende welke het vermogen
boven het minimale inschakelvermogen moet liggen voor de verbruiker wordt
ingeschakeld.
• Selecteer in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Eigen
verbruik > Minimale inschakeltijd de parameter Minimale inschakeltijd van eigen
verbruik MFR of Mlt.MinOnTmm en stel de gewenste waarde in. Hiermee bepaalt u
de minimale tijd gedurende welke de verbruiker ingeschakeld blijft.
5. Als u de bedrijfsmodus Sturing via communicatie of ComCtl hebt ingesteld, selecteer dan
in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Sturing via communicatie >
Status de parameter Status van het MFR bij sturing via communicatie of
Mlt.ComCtl.Sw en stel de gewenste waarde in. Hiermee bepaalt u of het multifunctionele
relais via een communicatieproduct kan worden aangestuurd.
6. Als u de bedrijfsmodus Batterijbank of BatCha hebt ingesteld, voer dan bovendien de
volgende instellingen uit:
• Selecteer in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Batterijbank >
Minimaal inschakelvermogen de parameter Minimaal inschakelvermogen van
MFR-batterijbank of Mlt.BatCha.Pwr en stel de gewenste waarde in. Hiermee
bepaalt u vanaf welk vermogen de batterij opgeladen moet worden.
• Selecteer in de parametergroep Apparaat > Multifunctioneel relais > Batterijbank >
Minimumpauze vóór opnieuw inschakelen de parameter Minimumpauze vóór
opnieuw inschakelen van het MFR-batterijbank of Mlt.BatCha.Tmm en stel de
gewenste waarde in. Hiermee bepaalt u de minimale tijd die na het opladen van de
batterij wordt aangehouden voordat de batterij opnieuw kan worden opgeladen.
7. Kies [Alle opslaan] om de wijzigingen op te slaan.
9.5
Modbus-modules configureren
Af fabriek is de Modbus-interface gedeactiveerd en de communicatiepoort 502 ingesteld.
Om met SMA omvormers met SMA Modbus
moet de Modbus-interface worden geactiveerd. Na activering van de interface kunnen de
communicatiepoorten van de beide IP-protocollen worden gewijzigd. Informatie over de
inbedrijfstelling en configuratie van de Modbus-interface vindt u in de technische informatie "SMA
Modbus®-Schnittstelle" (SMA Modbus®-interface) resp. in de technische informatie "SunSpec®
Modbus®-Schnittstelle" (SunSpec® Modbus®-interface) op www.SMA-Solar.com.
Bedieningshandleiding
®
®
of SunSpec
Modbus
9 Configuratie van de omvormer
®
te kunnen communiceren,
STP50-40-BE-nl-12
63