0# elektrische
schakelkast "ON/OFF"
poort
Afb. 8-16-1 Bedrading van "ON/OFF" zwakke elektrische poort
8.4.10. Bedrading van "HEAT/COOL" zwakke
elektrische poort
De afstandsbedieningsfunctie "HEAT/COOL" moet worden ingesteld met een DIP-
schakelaar. De afstandsbedieningsfunctie "VERWARMEN/KOELEN" werkt wanneer
S5-3 is gekozen voor HEAT, tegelijkertijd is de besturingseenheid buiten werking.
Parallelle verbinding aanleggen van de "VERWARMEN/KOELEN" poort van de
elektrische schakelkast van de hoofdunit. Vervolgens het "ON/OFF" signaal (geleverd
door de gebruiker) verbinden met de "VERWARMEN/KOELEN" poort van de hoofdunit.
Bedradingsmethode: kortsluit het klemmenblok XT2 op 14 en 23 in de elektrische
schakelkast om de afstandsbedieningsfunctie "VERWARMEN/KOELEN" in te schakelen.
0# elektrische schakelkast
"HEAT/COOL" poort
Afb. 8-16-2 Bedrading van "VERWARMEN/KOELEN" zwakke
elektrische poort
8.4.11. Bedrading van "TEMP- SWITCH" zwakke
elektrische poort
De functie van "TEMP-SWITCH" moet door de besturingseenheid worden ingesteld voor
twee instellingen van de watertemperatuur. Voor koelen en verwarmen.
Bedradingsmethode: Kortsluit het klemmenblok XT2 op 20 en 25 in de elektrische
schakelkast om de gewenste watertemperatuur te kiezen.
0# elektrische schakelkast
"TEMP- SWITCH" poort
Eerste streefwatertemperatuur
Afb. 8-17 Bedrading van "TEMP- SWITCH" zwakke elektrische poort
8.4.12. Bedrading van de "ALARM"-poort
Sluit het door de gebruiker geleverde apparaat als volgt aan op de "ALARM"-poorten van
de module-eenheden.
Elektrische schakelkast
"ALARM"-poort
Afb. 8-18 Bedrading van "ALARM"-poort
0# elektrische
schakelkast "ON/OFF"
poort
0# elektrische schakelkast
"HEAT/COOL" poort
0# elektrische schakelkast
"TEMP- SWITCH" poort
Tweede streefwatertemperatuur
Afb. 8-19-3 Voorzorgsmaatregelen besturingssysteem en de installatie (c)
Afb. 8-19-4 Voorzorgsmaatregelen besturingssysteem en de installatie (d)
23
Als de eenheid niet normaal werkt, is de ALARM-poort gesloten, anders is de ALARM-
poort open.
De ALARM-poorten bevinden zich op de hoofdbedieningspaneel. Zie het
bedradingsschema voor details.
8.4.13. Voorzorgsmaatregelen besturingssysteem
en de installatie
a. Gebruik alleen afgeschermde draden als stuurdraden. Elk ander type bedrading kan
een signaalstoring veroorzaken met een foutieve werking op de units als gevolg.
Afb. 8-19-1 Voorzorgsmaatregelen besturingssysteem en de installatie (a)
b. Het beschermgaas aan beide uiteinden van de afgeschermde draad moeten geaard
zijn. Een andere mogelijkheid is dat het beschermgaas van alle afgeschermde draden
met elkaar worden verbonden en vervolgens via één of meer metalen plaat/platen met
de aarde worden verbonden.
Afb. 8-19-2 Voorzorgsmaatregelen besturingssysteem en de installatie (b)
c. Verbind de besturingseenheid, de koelmiddelleidingen en de netkabel niet samen.
Wanneer de netkabel en de besturingseenheid parallel worden gelegd, moeten zij op een
afstand van meer dan 300 mm worden gehouden om interferentie van signaalbronnen te
voorkomen.
Unit
d. Let op de polariteit van de besturingseenheid bij het leggen van de bedrading.
Unit