6.2. Eisen aan de opstellingsruimte van de unit
1) Om te zorgen voor voldoende luchtstroom voor de condensor, moet tijdens de installatie van de unit rekening worden
gehouden met de invloed van de dalende luchtstroom die wordt veroorzaakt door de hoogbouw in de omgeving.
2) Als de unit is geïnstalleerd op een plaats met een hoge snelheid van de luchtstroom, zoals op een dak, kan men bijvoorbeeld
een verzonken muur aanbrengen of een afschermgordijn plaatsen om te voorkomen dat turbulentie de instroomlucht van de unit
verstoort. Indien een verzonken muur voor de unit aangebracht moet worden, mag deze niet hoger zijn dan de unit; indien men
een afschermgordijin plaatst, moet het totale verlies aan statische druk kleiner zijn dan de statische druk buiten de ventilator. De
ruimte tussen de unit en de verzonken muur of afschermgordijin moet ook voldoen aan de eis
3) Als de unit in de winter werkzaam is, en er sneeuw kan vallen bij de unit, moet deze hoger worden geplaatst dan het
sneeuwdek, zodat de lucht probleemloos door de spoelen kan stromen.
A
Hoofd-unit
A
Tabel 6-2
KEM-30 DRS4.1
KEM-60 DRS4.1
A
≥800
B
≥2000
C
≥2000
D
≥800
Wanneer het aantal op dezelfde plaats geïnstalleerde units groter is dan 40, neem dan contact op met een vakman
om de installatiemethode te bevestigen.
Luchtinlaat
D
Luchtinlaat
Afb. 6-4 enkele installatie
Luchtinlaat
E
Hoofd-unit
Hoofd-unit
E
Hoofd-unit
Hoofd-unit
E
Hoofd-unit
Hoofd-unit
Luchtinlaat
Afb. 6-5 installatie van meerdere units
Benodigde ruimte voor installatie (mm)
KEM-90 DRS5
≥1500
≥1500
≥1500
≥1500
WAARSCHUWING
7
Luchtinlaat
Hoofd-unit
E
Hoofd-unit
E
Hoofd-unit
E
Hoofd-unit
KEM-30 DRS4.1
KEM-60 DRS4.1
E
≥800
F
≥1100
G
≥3000
/
/
Luchtinlaat
D
KEM-90 DRS5
≥800
≥1100
≥3000
/